Advocaten en notariaat in Leiden en Den Haag
Menu
Franchiserecht

Franchisegever schiet tekort in nakoming door einde samenwerking met derde

13 mei 2015 - 2 minuten leestijd

Een franchiseformule in financiële producten stelde haar franchisenemers in staat om financiële producten van Aegon Bank te verhandelen. De samenwerking tussen Aegon en de formule was zeer nauw; zo werden er van de zijde van Aegon leads en ondersteuning verschaft. Eén en ander was ook in de franchiseovereenkomst opgenomen.

Na een overdracht van aandelen in 2011 eindigde deze betrokkenheid van Aegon echter. De franchisenemers kregen naar aanleiding van deze overdracht onder andere de keus om franchisenemer van de oorspronkelijke franchisegever te blijven, dan wel om franchisenemer te worden van een tweetal andere formules.

Van de ruim 30 franchisenemers kozen er slechts vier om franchisenemer te blijven van de oorspronkelijke franchisegever; de rest beëindigde hun franchisenemerschap of stapte over op een andere formule. Deze vier franchisenemers kregen vanaf 2011 echter geen leads en ondersteuning meer van Aegon om welke reden zij hun franchiseovereenkomsten met de franchisegever ontbonden. Bij de rechtbank Midden-Nederland werd vervolgens een schadevergoeding gevorderd (lees het vonnis hier). In de betreffende gerechtelijke procedure stelden de vier franchisenemers zich onder andere op het standpunt dat de franchisegever wanprestatie had gepleegd in de nakoming van haar verplichtingen voortvloeiende uit de franchiseovereenkomst. Door het eindigen van de samenwerking met Aegon kon de franchisegever niet meer aan haar verplichtingen voldoen die betrekking hadden op Aegon.

Aldus de rechter was de franchiseformule zo onlosmakelijk verbonden met Aegon dat door de aandelenoverdracht en het einde van de bemoeienissen van Aegon de formule eigenlijk op losse schroeven was komen te staan. De franchisegever kon daarmee niet (meer) aan haar contractuele verplichtingen jegens de overgebleven franchisenemers voldoen. De franchisenemers hebben volgens de rechter dan ook terecht de overeenkomsten ontbonden. Een nieuwe schriftelijke ronde in deze gerechtelijke procedure zal moeten uitmaken welke schadevergoeding de franchisegever dient te betalen aan de franchisenemers vanwege deze wanprestatie.

Uit het vonnis blijkt overigens niet in hoeverre partijen hebben gediscussieerd over de mogelijk agentuurrechtelijke elementen in deze kwestie. Aangezien er in de franchiseovereenkomst wordt gesproken over bemiddeling van financiële producten, waarvoor de franchisenemers provisie kregen, lijken deze elementen aanwezig. Is dat inderdaad het geval, dan zijn de (dwingend-)rechtelijke bepalingen van het burgerlijk wetboek uiteraard van toepassing. En dat kan mogelijk weer consequenties hebben voor de wijze waarop de samenwerking is beëindigd en de eventuele vergoeding die de franchisenemers kunnen vorderen.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Menno de Wijs, advocaat, m.dewijs@declercq.com

Ook interessant?