Advocaten en notariaat in Leiden en Den Haag
Menu
Franchiserecht

Prognoses, ondersteuning & bijstand

4 november 2015 - 2 minuten leestijd

In een (nog) niet-gepubliceerd tussen-arrest van 15 september 2015 van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch kwam aan bod dat een franchisenemer door zijn franchisegever aangesproken werd op de betaling van de franchise fee. De franchisenemer verweerde zich echter door te stellen dat de franchisegever bij het aangaan van de franchise ondeugdelijke prognoses had verstrekt.

De franchisenemer had daardoor schade geleden en deze (gestelde) schade werd door de franchisenemer verrekend met de vorderingen van de franchisegever.

In eerste aanleg kreeg de franchisenemer geen gelijk; de franchisenemer moest de facturen betalen en het beroep op wanprestatie en onrechtmatige daad werd afgewezen door de rechter. De franchisenemer ging vervolgens in hoger beroep bij het hof en stelde zich daar eveneens op het standpunt dat hij had gedwaald ten aanzien van de prognose. De franchiseovereenkomst diende in de visie van de franchisenemer dan ook vernietigd te worden.

Bij de beoordeling van deze zaak herhaalt het hof de zienswijze van de Hoge Raad in het ‘Paalman / Lampenier’ –arrest (HR 25 januari 2002, NJ 2003/31 – klik hier). Deze houdt – kort samengevat – in dat de franchisegever een onrechtmatige daad pleegt als zij willens en wetens een onjuiste prognose verstrekt aan een (kandidaat-)franchisenemer. Is er sprake van fouten in de prognose en de franchisenemer heeft daardoor onder een onjuiste voorstelling van zaken gecontracteerd, dan is een beroep op dwaling mogelijk.

Wat opvalt in deze casus is dat het hof de franchisegever lijkt op te dragen bewijs te leveren dat de verstrekte prognoses deugdelijk zijn, in plaats dat de franchisenemer (als eisende partij) dient te stellen en te bewijzen dat de prognoses niet-deugdelijk zijn. De redenen voor deze specifieke aanvliegroute blijken niet uit het arrest.

Verder merkt het hof op ten aanzien van de ondersteuning en bijstand die de franchisenemer had mogen verwachten van de franchisegever dat een franchisegever “in het algemeen niet eigener beweging” de franchisenemer “gedetailleerd van advies [hoeft] te dienen of planmatig begeleiding te geven ten aanzien van de exploitatie van de franchisenemer”. Dit standpunt lijkt echter niet te stroken met vaste jurisprudentie die stelt dat – indien de franchisenemer niet de geprognosticeerde omzet behaalt – het juist op de weg van de franchisegever ligt om in overleg te treden met de franchisenemer teneinde in onderling overleg te komen tot een situatie die recht doet aan de franchiseovereenkomst.

Het eindarrest van deze kwestie wordt in ieder geval met belangstelling afgewacht.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Menno de Wijs, advocaat, [email protected]

* “Het arrest van het hof Den Bosch is ondertussen gepubliceerd onder nummer ECLI:NL:GHSHE:2015:3583 en hier raadpleegbaar

Ook interessant?