Franchiseovereenkomst

Deze vraag kwam recent aan bod bij de rechtbank Den Haag (ECLI:NL:RBDHA:2020:1139 – klik hier voor het volledige vonnis). In die kwestie was sprake van twee aandeelhouders van een kiprestaurant die op enig moment hadden besloten om met elkaar door te gaan als franchisegever en franchisenemer op basis van een franchiseovereenkomst. Een concept franchiseovereenkomst werd ook gewisseld, maar tot een daadwerkelijke ondertekening van het stuk kwam het niet.

Op een zeker ogenblik ontstond er een discussie tussen de franchisegever en de franchisenemer over onder meer de juistheid van de omzetgegevens die de franchisenemer maandelijks verstuurde. En – u raadt het misschien al – werd ineens de vraag actueel of er wel sprake is van een rechtsgeldige franchiseovereenkomst. Tot ondertekening van het concept waren partijen immers nooit overgegaan. Ook bemerkte de franchisenemer ineens dat er allerlei zaken in het concept van de franchiseovereenkomst stonden die hem niet of weinig bevielen en in zijn visie aangepast dienden te worden. De franchisegever wilde dat echter niet doen.

Het oordeel

Als de zaak uiteindelijk wordt voorgelegd aan de rechtbank moet er beoordeeld worden of er een franchise relatie tot stand is gekomen op basis van de concept overeenkomst.  De franchisegever meende dat er een overeenkomst tot stand was gekomen, maar de franchisenemer stelde zich op het standpunt dat er over allerlei voorwaarden en condities, waaronder enkele kernbedingen, geen overeenstemming zou zijn bereikt.

De rechtbank stelt enerzijds vast dat partijen weliswaar nog geen volledige overeenstemming hebben bereikt over de inhoud van de franchiseovereenkomst, maar anderzijds ook dat de franchisenemer in de praktijk ‘onder de vlag’ van de franchisegever een kiprestaurant heeft geëxploiteerd. Er is inderdaad geen sprake van een ondertekende franchiseovereenkomst, maar de franchisenemer is zijn activiteiten wel gestart als ware er een getekende franchiseovereenkomst. De franchisenemer heeft geen hard voorbehoud gemaakt alvorens samen te gaan werken of eerder de stelling ingenomen dat er van een franchiserelatie geen sprake zou zijn. De rechtbank is dan ook van oordeel dat uit de feiten en omstandigheden van het geval blijkt dat de franchisegever en de franchisenemer zich feitelijk hebben gedragen alsof er sprake was van een franchiserelatie. Op hoofdlijnen was er dus al overeenstemming. In tegenstelling tot wat de franchisenemer meent, is er dus wel degelijk sprake van een franchiserelatie zij het op basis van een mondelinge franchiseovereenkomst.

Vertrouwen

Er zijn meerdere lessen die uit deze zaak getrokken kunnen worden. Allereerst dat een vertrouwensbasis enorm belangrijk is bij het aangaan van een franchise relatie. Kennelijk ‘rommelde’ het al toen de partijen samenwerkten als aandeelhouders en dan is het de vraag of het verstandig is om na de beëindiging van die samenwerking een franchise relatie aan te gaan waarbij vertrouwen op en in elkaar een wezenlijk element is.

Overeenkomst tekenen

Het verdient uiteraard de voorkeur om samen te werken op basis van een getekende franchiseovereenkomst om discussies over de inhoud van de gemaakte afspraken zoveel mogelijk te minimaliseren. Franchisegevers doe er dan ook verstandig aan om een franchiseovereenkomst te laten ondertekenen door de franchisenemer vóórdat de exploitatie wordt aangevangen. Een franchise samenwerking kan al complex genoeg zijn zonder onnodige discussies tussen partijen over welk afspraken nu wel of niet van toepassing zijn op die samenwerking.

Franchisenemers doen er op hun beurt goed aan om in de pre-contractuele fase luid en duidelijk hun eventuele op- en aanmerkingen duidelijk te maken richting de franchisegever en zo nodig een ‘pas op de plaats’ te maken voor wat betreft de voorbereidende werkzaamheden voor de franchise. Dit om te voorkomen dat een franchisenemer ongewild in een franchise relatie wordt gezogen onder voorwaarden waarmee hij helemaal niet akkoord is.

 

Wet Franchise

In de aankomende Wet Franchise (zie deze blog) lijkt de ondertekening van de franchiseovereenkomst geen constitutief vereiste te zijn voor het tot stand komen van een franchise relatie. Er is weliswaar bepaald in de (concept) wet dat een postcontractueel non-concurrentiebeding alleen geldig is als het op schrift is gesteld, maar voor de overige bepalingen lijkt een dergelijke vereiste niet te gelden. Op basis van de concepttekst van de Wet Franchise zou ook onder die wet een franchise relatie tot stand te kunnen komen op basis van een niet-getekende franchiseovereenkomst.

Vragen?

Heeft u vragen over franchiserelaties, neemt u dan contact op met Menno de Wijs.