Bezorgde huisarts
In april 2012 treedt de betreffende oncoloog in dienst van het Radboud UMC.
In april 2019 meldt een huisarts zich bij de leidinggevende van de oncoloog met betrekking tot zorgen over het functioneren van de oncoloog. De huisarts benoemt hierbij, dat het contact tussen de oncoloog en een palliatieve patiënt hoogst merkwaardig verloopt (niet nakomen afspraken, vergissingen, incongruenties, pogingen dit recht te breien, het vertellen van onwaarheden). De huisarts spreekt over een onherstelbare vertrouwensbreuk tussen de oncoloog en de patiënt, waarbij hij de oncoloog structureel disfunctioneren verwijt.
Klachten Radboud UMC
Begin juni 2019 gaat het Radboud UMC in gesprek met de oncoloog. Zij benoemt dat zij zich zorgen maakt over de oncoloog en haalt hierbij de volgende zaken aan:
- De inbox van de oncoloog bevat meer dan 10.000 berichten die, in strijd met de afspraken hieromtrent, niet zijn afgehandeld;
- In de afgelopen 2 jaar tijd zijn er 9 klachten over de oncoloog bij de klachtencommissie (weinig tijd voor consult, niet gehoord worden, zaken niet geregeld hebben);
- De vragen van de jurist over een van deze klachten 9 maanden laten liggen;
- Poli’s laten sluiten/blokken zonder reden.
Verbetertraject
Een aantal weken later vindt een vervolggesprek plaats tussen het Radboud UMC en de oncoloog, waaruit volgt dat er opnieuw 4 voorbeelden zijn met betrekking tot patiëntenzorg, waarbij de oncoloog inadequaat heeft gehandeld. Het Radboud UMC geeft aan een verbetertraject met de oncoloog te starten. Hieraan voorafgaand laat het Radboud UMC het functioneren van de oncoloog onderzoeken door een onderzoekscommissie. Op basis van gesprekken met partijen en ingediende stukken oordeelt de onderzoekscommissie dat er sprake is van disfunctioneren en adviseert zij negatief ten aanzien van een verbetertraject, gezien het structurele karakter van het disfunctioneren en de niet coachbare onderdelen daarvan. De onderzoekscommissie oordeelt verder dat de patiëntveiligheid in het geding is geweest (niet prikken labwaarden patiënt, klacht huisarts en gebrek aan administratie). Zij verwijt de oncoloog een patroon van weinig zelfreflectie, ontwijkend gedrag, een mate van laksheid, onzorgvuldigheid en een structurele ontkenning van de ernst van de problemen.
Registraties
Op 10 juli 2017 ondertekent de oncoloog een formulier, waaruit volgt dat zij klinisch bevoegd is. Uit een overzicht van registraties volgt echter dat zij niet BIG-geregistreerd is. Het Radboud UMC heeft de oncoloog in februari 2018 gewezen op het feit dat zij geen handelingen mag verrichten zonder (her)registratie BIG. In maart 2019 vermeldt de leidinggevende van de oncoloog dat de bevoegdheid van de oncoloog gecontroleerd en op orde is.
Per augustus 2019 stelt het Radboud UMC de oncoloog op non-actief, wanneer blijkt dat zij periodes niet geregistreerd is als internist, geen BIG-registratie had en zij nooit als internist-oncoloog geregistreerd is.
Ontbindingsverzoek
Het Radboud UMC kondigt aan de arbeidsovereenkomst van de oncoloog op korte termijn te willen beëindigen. Ook informeert het ziekenhuis een patiënt in november 2019 dat de oncoloog niet langer werkzaam is in haar organisatie. Zij verzoekt de kantonrechter vervolgens de arbeidsovereenkomst met de oncoloog te ontbinden op grond van verwijtbaar handelen, dan wel een verstoorde arbeidsrelatie.
De kantonrechter wijst het ontbindingsverzoek echter af. Zij oordeelt dat het Radboud UMC op de hoogte was van het feit dat de registratieverplichtingen van de oncoloog niet op orde waren, maar dat zij daar – destijds – niets tegen ondernomen heeft. Zodoende kan zij dit gegeven niet nu als grondslag voor verwijtbaar handelen aanvoeren. Verder oordeelt de kantonrechter dat het Radboud UMC weliswaar bezig is met een onderzoek naar mogelijk disfunctioneren van de oncoloog, maar dat dit onderzoek nog niet is afgerond. Er is daarom geen sprake van verwijtbaar handelen aan de zijde van de oncoloog.
Tot slot oordeelt de kantonrechter dat er ook geen sprake is van een ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsverhouding tussen het ziekenhuis en de oncoloog. De oncoloog geeft aan dat de verhouding tussen haar en haar leidinggevende niet verstoord is, noch de verhoudingen met andere collega’s. Van een onwerkbare situatie of duurzaam verstoorde arbeidsrelatie is de kantonrechter niet gebleken.
Conclusie
Helder is dat het Radboud UMC ‘boter op het hoofd’ heeft ten aanzien van de weergegeven situatie en registratie. Zij was op de hoogte van het niet voldoen aan de registratieverplichtingen door de oncoloog en heeft hier onvoldoende naar gehandeld. Dit laat onverlet dat de oncoloog hierin ook een eigen verantwoordelijkheid heeft en dat van haar, naar mijn mening, meer/beter verwacht had mogen worden.
Vragen?
Heeft u twijfels over de kans van slagen van een ontbindingsverzoek, neemt u dan contact met Renée Huijsmans