Het kader

In principe is iedereen vrij zijn of haar mening te uiten, ook online. Dat is een Europees en Nederlands grondrecht, dat bijvoorbeeld is vastgelegd in artikel 10 lid 1 EVRM. Beperkingen op de vrije meningsuiting zijn toegestaan indien dit bij wet is voorzien en noodzakelijk is in een democratische samenleving, bijvoorbeeld ter bescherming van de goede naam en de rechten van anderen (artikel 10 lid 2 EVRM).

Van een beperking die bij wet is voorzien is sprake, wanneer een rating of recensie kwalificeert als een onrechtmatige daad naar Nederlands recht (artikel 6:162 BW).

Over de rechtmatigheid van publicaties zijn boekenkasten vol geschreven en is vaak geprocedeerd. De rechter zal dan kijken met welk (journalistiek) doel de uitlatingen zijn gedaan, in hoeverre uitlatingen steun vinden in de feiten, de manier waarop die uitlatingen zijn gedaan, in hoeverre de persoon in kwestie berekend moet zijn op bepaalde (negatieve) publiciteit (bijvoorbeeld omdat deze een publieke functie bekleedt), et cetera.

In het beklaagdenbankje zit traditioneel een uitgever van een krant of een programmamaker die welbewust en onder eigen naam een publicatie heeft gedaan. In het geval van een online platform ligt dit net even anders. De rol van een platform is vaak neutraler en passiever dan die van de traditionele uitgever.

Steeds staat daarom de vraag centraal wat de functie is van zo’n platform. Hebben we hier te maken met een uitgever van content die een verregaande verantwoordelijkheid heeft voor alle informatie die op de eigen website wordt gepubliceerd, een journalistieke en maatschappelijke verantwoordelijkheid? Of hebben we in essentie te maken met een neutrale en passieve dienstverlener die enkel optreedt als doorgeefluik en die dus geen of een zeer beperkte verantwoordelijkheid heeft voor alles wat op het platform gebeurt?

Vrijwaringsbepaling van artikel 6:196c BW

In de rechtspraak wordt dit vraagstuk voor een belangrijk deel uitgevochten op het strijdtoneel van artikel 6:196c BW. Dit artikel implementeert artikel 14 lid 1 van de Richtlijn inzake elektronische handel (Richtlijn 2000/31/EG) waarin is opgenomen dat een ‘neutrale’ tussenpersoon/hostingdienst niet aansprakelijk is voor de door hem doorgegeven/opgeslagen informatie.

Een dienstverlener kan echter niet zomaar een beroep doen op dit artikel. Kort samengevat kan dat alleen als de dienstverlener zich niet actief bemoeit met de doorgegeven of opgeslagen informatie. Hij moet zich (bijna) volslagen passief opstellen. Verder geldt de vrijwaring alleen voor zover een dienstverlener niet op de hoogte is van het feit dat er onrechtmatige handelingen via zijn netwerk/platform worden verricht en hij vervolgens geen passende actie onderneemt om een einde aan deze situatie te maken.

Een aanbieder van een WIFI-gastnetwerk kan zich vaak op deze vrijwaring beroepen. De trend is echter dat internetplatforms niet snel een beroep kunnen doen op deze vrijwaringsbepaling, omdat zij zich te actief bemoeien met de geplaatste content. Juist ook omdat deze content nadrukkelijk onderdeel uitmaakt van het bedrijfsmodel van deze bedrijven. Zo oordeelde de Rechtbank Amsterdam onlangs dat Facebook geen beroep kan doen op deze bepaling voor wat betreft de nepadvertenties voor bitcoins die op het platform werden geplaatst.

Artikel 6:196c BW zal een internetplatform meestal dus niet redden. Dat betekent dat ‘gewoon’ moet worden gekeken naar aansprakelijkheid op basis van de algemene onrechtmatigheidsnorm van artikel 6:162 BW. Wat mag in dat kader van internetplatforms worden verwacht?

Het Delfi-arrest

Het standaardarrest is het Delfi-arrest van het EHRM uit 2015. In 2006 verschenen in de comments-sectie van een veel geraadpleegde nieuwswebsite in Estland dreigementen aan het adres van de grootaandeelhouder van een scheepvaartbedrijf. Nadat de grootaandeelhouder de website hierop had aangesproken, verwijderde de website deze comments. De grootaandeelhouder nam daarmee echter geen genoegen en vorderde tevens schadevergoeding. De hoogste rechter in Estland kende deze schadevergoeding uiteindelijk ook toe.

Het nieuwsmedium vocht de uitspraak daarop aan bij het EHRM in Straatsburg. Niet ter discussie stond of de betreffende comments op zichzelf een onrechtmatige inhoud hadden. Die onrechtmatige inhoud (namelijk het aanzetten tot haat en/of geweld) stond vast. De vraag was enkel hoe ver de verantwoordelijkheid gaat van een online platform om zulke commentaren te voorkomen en te verwijderen.

In dit geval oordeelde het EHRM dat de Estse rechter het nieuwsmedium mocht veroordelen tot betaling van een schadevergoeding. Uit de uitspraak blijkt dat het EHRM in dit soort kwesties vooral let op de volgende aspecten:

  • De aard van de website en de context waarbinnen de comments zijn geplaatst. Is de website-exploitant bijvoorbeeld een professionele partij? Heeft de website een commercieel oogmerk? Worden er advertentie-inkomsten gegenereerd met behulp van de reviews?
  • De mogelijkheid voor de benadeelde om de ‘recensent’ direct aan te spreken. In hoeverre is deze anoniem?
  • Welke maatregelen heeft het platform getroffen om onrechtmatige comments te voorkomen en te verwijderen? Denk aan het publiceren van gedragsregels, geautomatiseerde filters en het hanteren van een adequaat notice-and-takedown beleid.

Een “vreselijke dokter”

Ten slotte een recente casus van eigen bodem (Rechtbank Overijssel, ECLI:NL:RBOVE:2019:3754). Waar ging het over? De Patiëntenfederatie vertegenwoordigt verschillende patiëntenorganisaties en exploiteert de website www.zorgkaartnederland.nl. Op deze website kunnen patiënten zoeken naar een zorgverlener. Via de website kunnen patiënten ook waarderingen plaatsen over zorgverleners waarbij verschillende onderdelen gewaardeerd kunnen worden met een cijfer van 1 tot 10. Daarnaast is ruimte voor een toelichting.

In de zomer van 2018 werd een waardering over een zorgverlener geplaatst op de website waarin de zorgverlener op alle onderdelen gewaardeerd werd met een ‘2’. In de toelichting stond:

“Vreselijke dokter. Laat beslissingen niet aan de patiënt over. Beledigend, en onjuiste zorg geleverd, oftewel geen zorg geleverd. Buiten het boekje gegaan omtrent haar eigen mening, totaal geen respect gehad voor onze mening en beslissing.”

De zorgverlener meende dat de waardering onrechtmatig was en sommeerde de Patiëntenfederatie deze te verwijderen. Toen de Patiëntenfederatie dat niet deed, stapte de zorgverlener naar de rechter.

De rechtbank gaf de zorgverlener gelijk. De rechtbank kende daarbij veel gewicht toe aan de gedragscode die de Patiëntenfederatie had opgesteld voor het geven van waarderingen, waarin onder meer stond dat een waardering moest worden onderbouwd met feiten en dat de fatsoensnormen in acht genomen moesten worden. De bewuste waardering was volgens de rechter niet conform deze gedragscode en de Patientenfederatie had de recensie dan ook op basis van de door haarzelf opgestelde gedragscode moeten verwijderen. Door dit niet te doen, handelde de Patientenfederatie onzorgvuldig en onrechtmatig jegens de zorgverlener.

Voor wat betreft de hoogte van de schadevergoeding verwees de rechter de kwestie naar de schadestaatprocedure. Dat betekent dat de rechter in een aparte procedure een uitspraak zal doen over de hoogte van de schadevergoeding.

Ten slotte

Een internetplatform zal zich dus niet snel kunnen beroepen op de vrijwaringsbepaling van artikel 6:196c BW en zal dus voorzorgsmaatregelen moeten treffen om onrechtmatige uitlatingen te voorkomen en te verwijderen, waarbij onder meer gedacht moet worden aan het opstellen van een gedragscode. Als zo’n gedragscode eenmaal is opgesteld, dan is het wel zaak om ook daadwerkelijk toe te zien op naleving van de gedragscode.

In geval van onrechtmatig handelen kan een internetplatform al dan niet worden verplicht tot verwijdering van een waardering, rectificatie, het afstaan van gegevens over de identiteit van de ‘recensent’ (zoals IP-adres) en/of het vergoeden van schade.

Vragen?

Heeft u vragen over het opstellen van gebruikersvoorwaarden voor online platforms of heeft u te maken met schadelijke comments? Neem dan gerust contact op met Jeroen van Helden, advocaat IT, IE & Privacy.

Dit blog maakt onderdeel uit van de blogserie: ‘Online platforms’: