De uitdaging zat hem vooral in het koppelen van de database van de school met de backend van de app, oftewel de API. Hierin stelde de leverancier dat het aan de school was om de API te verzorgen. Vervolgens zou de leverancier de koppeling met de app realiseren. Precies zoals in de overeenkomst beschreven. Vraag was vervolgens waarom de app niet deugdelijk werkt: ligt dat aan de API of de koppeling? Deze vraag wordt uiteindelijk aan de rechter voorgelegd.

De rechter manoeuvreert om deze vraag heen en overweegt dat de leverancier er alles aan wilde doen om de applicatie werkend te krijgen, zo blijkt volgens de rechter uit het dossier. Die “drive” lijkt bij de school te ontbreken. Volledige commitment om de implementatie van de app tot een goed einde te brengen is uitgebleven vanuit de school, zo overweegt de rechter.

De rechtbank oordeelde dan ook dat de leverancier niet is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen. Belangrijkste reden hiervoor is de gebrekkige medewerking van de school. De school stelde dat er geen inspanningen van hun kant verwacht mochten worden, maar daar was de rechter het niet mee eens.

De verwachting van de school dat van haar geen inzet zou worden verlangd was dus niet realistisch. Als de school dit anders had gewenst, dan had zij duidelijker moeten zijn in haar eisen en verwachtingen.

Duidelijke communicatie is dus essentieel! We kunnen concluderen dat beide partijen veel duidelijker hadden moeten zijn over hun verwachtingen en grenzen. In dit geval trekt de school wegens gebrek aan inzet aan het kortste eind: de school heeft onterecht de overeenkomst ontbonden en is daardoor aansprakelijk voor alle schade die de leverancier heeft geleden.