Gemeentelijke vrijheid

In een recente uitspraak (van 3 augustus 2022) heeft de Raad van State nog eens in heldere termen uit de doeken gedaan hoe de rechter beslissingen van gemeenten tot aanwijzing van panden als monument moet toetsen. Het komt er op neer dat gemeenten veel vrijheid hebben om een object al dan niet tot monument te maken. Ze hebben in feite dubbele vrijheid: allereerst de (beoordelings-)vrijheid om te bepalen of een pand monumentwaardig is, vervolgens de (beleids-)vrijheid om te bepalen of het monumentwaardige pand dan ook als monument moet worden aangewezen. Zo’n aanwijzing kan bijvoorbeeld onwenselijk zijn wanneer daardoor een onevenredig nadeel voor de eigenaar zou ontstaan.

In de woorden van de Raad van State:

‘Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, heeft het college beoordelingsruimte bij het bepalen van de monumentale waarde van een onroerende zaak. De Afdeling verwijst naar haar uitspraak van 8 augustus 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:2643). Afhankelijk van de beroepsgronden gaat de bestuursrechter in op de vraag of de manier waarop het college van die beoordelingsruimte gebruik heeft gemaakt, in overeenstemming is met het recht. Daarbij moet de bestuursrechter nagaan of het college redelijkerwijs de beoordelingsruimte op die manier heeft kunnen invullen.

Wanneer een onroerende zaak volgens het college van monumentale waarde is, heeft het college beleidsruimte om te bepalen of die onroerende zaak als beschermd gemeentelijk monument moet worden aangewezen. Dan moet hij de betrokken belangen afwegen. De bestuursrechter gaat niet na of hij in het concrete geval tot hetzelfde besluit zou zijn gekomen. De bestuursrechter beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of de nadelige gevolgen van de aanwijzing niet onevenredig zijn in verhouding tot de met de aanwijzing te dienen doelen.’

De gemeente moet ook een eventuele waardedaling van het pand in de belangenafweging betrekken, maar niet elk financieel nadeel is bij voorbaat onaanvaardbaar. Het pure feit dat door de aanwijzing van een pand als monument de waarde van dat pand vermindert, is in het algemeen niet voldoende; er moet sprake zijn van een onevenredig financieel nadeel voor de eigenaar. Pas dan ontstaat een situatie waarin de gemeente in redelijkheid niet tot aanwijzing had kunnen overgaan.

Kortom: gemeenten hebben veel vrijheid, maar die vrijheid is niet onbeperkt.

Vragen?

Heeft u verder nog vragen? Neem dan contact op met Arjen van Rijn, advocaat Vastgoed, Overheid & Notariaat.