De zorgplicht van de werkgever

De zorgplicht van de werkgever volgt uit artikel 7:658 BW, waarin staat dat de werkgever voor het verrichten van de arbeid zodanige maatregelen moet treffen en aanwijzingen moet geven als redelijkerwijs nodig om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt.

Daarnaast is de werkgever op grond van art. 3 van de Arbowet verplicht zorg te dragen voor de veiligheid en gezondheid van de werknemers inzake alle met de arbeid verbonden aspecten. Dit betekent onder meer dat werkgevers een actuele RI&E moeten hebben, waarin schriftelijk is vastgelegd welke risico’s de arbeid met zich meebrengen en hoe deze kunnen worden beperkt of voorkomen. (Artikel 5 Arbowet) Door de arbeidsrisico’s te inventariseren en prioriteren krijgt een werkgever goed inzicht in de situatie en kan hij zien waar verbeteringen nodig zijn. Een belangrijk onderdeel van de RI&E is het ‘Plan van aanpak’, waarin de te nemen maatregelen worden beschreven. Ook moet worden aangegeven op welke wijze de toegang van werknemers tot een preventiemedewerker of een arbodeskundige (bedrijfsarts, arbeidshygiënist, veiligheidskundige of arbeids- en organisatiedeskundige) is geregeld.

Vanwege de besmettelijkheid van het Coronavirus hebben veel werkgevers ervoor gekozen om medewerkers tijdelijk thuis te laten werken, zodat het risico op besmetting binnen de organisatie zo beperkt mogelijk blijft. Dit betekent echter ook dat de werkgever zorg moet dragen voor een veilige en gezonde thuiswerkplek, zij het dat er voor de thuiswerkplek soepeler arboregels gelden dan voor de werkplek in het bedrijf zelf. Ook het thuiswerkbeleid zal dan in de RI&E moeten worden opgenomen.

Organisaties mogen zelf invulling geven aan de verdere uitwerking van hun RI&E, afhankelijk van de eigen werksituatie.  Zo zal de RI&E van een bedrijf dat werkt met gevaarlijke stoffen er anders uitzien dan die van een onderwijsinstelling of een vleesverwerker.

Aanvulling Arbobesluit met tijdelijke aanvullende vereisten

Covid-19 is te beschouwen als een nieuw risico op de werkvloer. Om die reden is het Arbobesluit aangepast en is een Artikel 3.2a Tijdelijke aanvullende vereisten in verband met de bestrijding van de epidemie covid-19 toegevoegd. In dit artikel is onder meer opgenomen dat ter voorkoming of beperking van de kans op besmetting van werknemers en derden met SARS-CoV-2 op de arbeidsplaats tijdig de daarvoor noodzakelijke maatregelen en voorzieningen moeten worden getroffen. Tot die noodzakelijke maatregelen en voorzieningen behoren in ieder geval:

  1. het in acht nemen van voldoende hygiënische voorzieningen;
  2. het geven van doeltreffende voorlichting en onderricht aan werknemers over de bestrijding van SARS-CoV-2 op de arbeidsplaats; en
  3. het houden van adequaat toezicht op de naleving van de in dit artikel bedoelde noodzakelijke maatregelen en voorzieningen.

Om aan de actuele wetgeving te kunnen voldoen, is actualisatie van de RI&E dus noodzakelijk. Veel bedrijven zullen een covid-beleid ontwikkeld hebben, waarin beschreven staat welke inspanningen de werkgever verricht om de kans op besmetting op de werkvloer zoveel als mogelijk te verminderen en welke maatregelen werknemers daarbij in acht zullen moeten nemen. Denk hierbij aan het ter beschikking stellen van desinfectiemiddelen, mondkapjes, spatschermen, een protocol ten aanzien van social distance, de ontvangst van bezoekers, het faciliteren van een thuiswerkplek etc. Dergelijke onderwerpen, en niet te vergeten de instructies en communicatie daarover richting de medewerkers, moeten dus ook in de RI&E en het Plan van Aanpak worden opgenomen.

De rol van de medezeggenschap bij actualisering van de RI&E

De medezeggenschap (OR en PVT) speelt bij de actualisering van de RI&E een belangrijke rol. Niet alleen omdat zij op grond van artikel 27 WOR (Wet op Ondernemingsraden) een instemmingsrecht hebben ten aanzien van regelingen m.b.t. arbeidsomstandigheden (zoals de RI&E en het plan van aanpak) maar ook omdat zij als vertegenwoordigers van de werknemers weten wat er op de werkvloer speelt en behulpzaam kunnen zijn bij het inventariseren van de knelpunten, het creëren van draagvlak voor en het implementeren van de aangepaste regeling.

De OR kan ook zelf het initiatief nemen en dit onderwerp bij de ondernemer onder de aandacht brengen. De OR heeft immers op grond van artikel 28 WOR een stimulerende taak ten aanzien van diverse aspecten van het sociaal beleid binnen de onderneming. Daar vallen ook een veilige en gezonde werkplek en dientengevolge de RI&E, het plan van aanpak en een thuiswerkregeling onder.

Mogelijke sanctie: stilleggen van het werk

Ondernemers die meer dan 25 medewerkers in dienst hebben en geen gebruik maken van een in de cao of voor de branche erkend RI&E instrument moeten hun RI&E en Plan van Aanpak laten toetsen door een gecertificeerde arbodienst/(veiligheids)deskundige. De Inspectie SZW controleert of een RI&E en Plan van Aanpak aanwezig en volledig zijn. Als de RI&E of het Plan van Aanpak onvolledig zijn, omdat bijvoorbeeld niet alle risico’s of maatregelen hierin opgenomen zijn, dan kan de Inspectie daarop handhaven. Als de RI&E of het Plan van Aanpak geheel ontbreken dan kan de Inspectie meteen een boete opleggen.

Specifiek ten aanzien van Covid-19 is artikel 28 Arbowet uitgebreid en geldt dat het werk kan worden stilgelegd als de in verband met de bestrijding van de epidemie van covid-19 bij of krachtens wettelijk voorschrift voorgeschreven maatregelen dan wel andere maatregelen die de kans op verspreiding van het virus SARS-CoV-2 gezien de stand van de wetenschap en professionele dienstverlening kunnen beperken, in ernstige mate niet worden getroffen.

Covid-19 een beroepsziekte?

Het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten (NCvB) registreert en signaleert beroepsziekten via het nationale melding- en registratiesysteem en een aantal specifieke peilstations. Sinds 1 april 2020 kunnen bedrijfsartsen Covid-19 als beroepsziekte melden.

Het aanmelden van Covid-19 als beroepsziekte door de bedrijfsarts betekent overigens niet dat de werknemer bij ziekte automatisch  recht op een financiële vergoeding krijgt. Werknemers die hun werkgever aansprakelijk willen stellen voor de schade die zij hebben geleden omdat zij ziek zouden zijn geworden op het werk, moeten een civiele procedure starten. Dat betekent dat zij voor de rechter moeten bewijzen dat zij Covid-19 op het werk en niet op een andere plek hebben opgelopen. Dit zal in de praktijk lastig zijn gezien het multicausale karakter van Covid-19 en de werkgever zal betogen dat de werknemer ziek is geworden op een andere plek dan de werkplek, bijvoorbeeld thuis of in de supermarkt etc. Denkbaar is dat voor sommige sectoren, zoals de zorg, het onderwijs en die bedrijven waar veel met arbeidsmigranten wordt gewerkt deze bewijslast relatief zwaarder op de werkgever zal drukken dan in sectoren waar veel vanuit huis wordt gewerkt. Overigens kunnen werknemers ook wanneer geen sprake is van een beroepsziekte in een civiele procedure schadevergoeding van de werkgever vorderen als zij op de werkplek ziek zijn geworden vanwege het feit dat de werkgever tekort is geschoten in zijn zorgplicht. Ook dan geldt dat voor de werknemer met name het causale verband tussen het werk en de ziekte lastig te bewijzen zal zijn.

Voorkomen is beter dan genezen

Omdat een veilige en gezonde werkplek met het oog op de continuïteit van de onderneming en de daarin werkzame medewerkers evident is, adviseren wij zowel de ondernemer als de medezeggenschap alert te zijn op wijzigingen ten aanzien van de arbeidsomstandigheden en tijdig de RI&E aan te passen.

Henriëtte van Baalen advocaat en mediator Arbeid, Medezeggenschap & Pensioen Barbara van Dam-Keuken Paralegal Arbeid, Medezeggenschap & Pensioen