Tegengestelde uitspraken van de bestuursrechter Rotterdam en bestuursrechter Utrecht
In het eerste en tweede deel van de blogserie van mijn kantoorgenoten, werden de uitspraken van de bestuursrechter Rotterdam en bestuursrechter Utrecht besproken. De bestuursrechter Rotterdam kwam kortgezegd tot het oordeel dat de werkgever de transitievergoeding – die hij betaald heeft aan zijn werknemer doordat het dienstverband na de invoering van de WWZ is beëindigd als gevolg van de loonsanctie die hem is opgelegd – gecompenseerd moet krijgen door UWV. De bestuursrechter Utrecht oordeelde echter dat UWV wél terecht de compensatie had vastgesteld op € 0,-. Deze twee uitspraken, die op dezelfde dag door verschillende rechtbanken zijn gedaan, staan zodoende lijnrecht tegenover elkaar.
Bestuursrechter Den Haag: werkgever heeft ook na loonsanctie recht op compensatie!
De bestuursrechter Den Haag heeft zich nu ook over dit juridisch vraagstuk uitgelaten en bevestigt dat de werkgever de transitievergoeding in deze situatie gecompenseerd moet krijgen door UWV. De bestuursrechter gaat aldus mee met het door ons bepleite standpunt.
De bestuursrechter overweegt dat de uitleg die UWV aan artikel 7:673e lid 2 BW (hoogte van de compensatie) geeft, neerkomt op een extra voorwaarde voor de verstrekking van compensatie. Dit terwijl het tweede lid slechts als rekenvoorschrift moet worden gelezen bij de bepaling van de hoogte van de compensatie. De bestuursrechter kan het standpunt van UWV dan ook niet volgen.
Daarnaast volgt uit de wetsgeschiedenis dat de wetgever niet heeft stilgestaan bij de in deze zaak voorliggende specifieke situatie waarin het einde van het reguliere opzegverbod wegens ziekte vóór 1 juli 2015 lag, maar de arbeidsovereenkomst in verband met een loonsanctie ná die datum is beëindigd. Dit betekent echter niet dat kan worden aangenomen dat de wetgever een werkgever in die situatie compensatie van de betaalde transitievergoeding (geheel) heeft willen ontzeggen.
Dit komt namelijk ook niet overeen met het doel van de compensatieregeling, te weten: een einde maken aan de praktijk van ‘slapende dienstverbanden’, door de werkgever te compenseren voor de cumulatie van de transitievergoeding met de tijdens de ziekte van de werknemer gemaakte (loon)kosten.
Een redelijke wetsuitleg van de maximeringsbepaling voor de compensatie van de transitievergoeding brengt daarom mee dat als het einde van het reguliere opzegverbod wegens ziekte vóór 1 juli 2015 is gelegen, zoals in dit geval, dit niet in de weg staat aan compensatie van een over de voorafgaande periode opgebouwde transitievergoeding. Het UWV is aldus uitgegaan van een verkeerde wetsuitleg.
Goed nieuws dus voor werkgevers die met een vergelijkbare situatie te maken hebben!
Wilt u hierover meer weten? Neem dan contact op met Henriëtte van Baalen of één van onze andere specialisten van het team Arbeid, Medezeggenschap & Mediation.