Wettelijke context

Hoe zit het dan met de scheiding tussen werk en privé? Heeft de werknemer dan geen recht op privacy en vrije meningsuiting? Is een bericht op Facebook, dat alleen zichtbaar is voor vrienden, niet hetzelfde als een bericht geplaatst op een privédomein en dus vergelijkbaar met uitlatingen die in bijvoorbeeld de stamkroeg worden gedaan. Privacy en social media is natuurlijk een contradictio in terminis: de gedachte dat je op een medium met miljoenen gebruikers privacy hebt, is als naïef te beschouwen. Zelfs een bericht voor een beperkte groep kan geretweet en gedeeld worden. Het is zelfs mogelijk dat de persoon die onderwerp is van je op- en aanmerkingen zelf deel van de groep uitmaakt. Over privacy op social media zei de rechter in één van deze gevallen; “dat Facebook tot het privédomein van de werknemer zou behoren, een argument van de werknemer, is onjuist. Daarmee wordt miskend dat het privékarakter van Facebook en het begrip ‘vrienden’  betrekkelijk zijn”. Over de vrijheid van meningsuiting; “Met vrijheid van meningsuiting heeft dit bericht niets te maken. Die vrijheid wordt begrensd door de beginselen van zorgvuldigheid die werknemer ten opzichte van de werkgever in acht dient te nemen. Als goed werknemer had hij dit bericht niet behoren te plaatsen“.

Voorkomen is beter dan genezen

De berichten in bovenstaande voorbeelden kunnen funest zijn voor de uitstraling van een onderneming. Het gebruik van social media, kan voor een bedrijf juist een mooi middel zijn om zichzelf goed op de kaart te zetten. Voor een onderneming die de mogelijkheden van social media wil benutten, is het noodzakelijk een ‘social media’ code op te stellen en voldoende voorlichting te geven aan de werknemers. Niet dat daarmee excessen kunnen worden voorkomen, maar in dat geval weet iedereen in de onderneming waar op social media, de grenzen tussen werk en privé liggen. Het beste advies blijft natuurlijk; “bezint eer ge begint”, zeker op social media.

Vragen?

Heeft u vragen rondom social media, neemt u dan contact op met Menno de Wijs,