Volgens het Hof staat voldoende vast dat er regelmatig rijksbrede onderwerpen bestaan die zich bij uitstek lenen voor voorlegging aan een centraal medezeggenschapsorgaan. De bestaande overlegstructuur zou onvoldoende de gelegenheid bieden om rijksbrede onderwerpen op centraal niveau aan medezeggenschap te onderwerpen. Instelling van een GOR is volgens het Hof dan ook bevorderlijk voor en goede toepassing van de WOR. Dit betekent dat de GOR Rijk mag blijven bestaan. Leidt dit dan ook tot de gewenste centrale medezeggenschap bij het Rijk? Daar lijkt het toch niet op!
Het Hof benadrukt dat er veel onderwerpen zullen zijn die zowel aan de GOR als aan de decentrale ondernemingsraden moeten worden voorgelegd. De GOR moet zich bij de behandeling van deze onderwerpen beperken tot de algemene (overkoepelende) kaders en de decentrale ondernemingsraden mogen de medezeggenschap uitoefenen over de kaders die leiden tot lokale bijzonderheden. Met ander woorden: de rijksbrede onderwerpen moeten op verschillende overlegtafels worden besproken! Is daarmee dan wel het doel van de oprichting van de GOR Rijk bereikt?
Daarnaast moet de Staat zich nog eens goed buigen over de samenstelling van de GOR. Het Hof meent immers dat de huidige zetelverdeling in strijd is met de WOR. Hoewel in de WOR bij de instelling van de GOR geen dwingende verplichtingen zijn opgenomen over een evenredige vertegenwoordiging, wordt in het algemeen wel aangenomen dat ook bij de instelling van een GOR rekening moet worden gehouden met de notie van representativiteit. Dit is niet gebeurd; er is ten onrechte voorbij gegaan aan de getalsverhouding van de diverse groepen van het te vertegenwoordigen personeel. De samenstelling van de GOR zal moeten worden aangepast, een terechte beslissing van het Hof zo lijkt mij.
Vragen?
Heeft u vragen over deze blog , neemt u dan contact op met Renate Vink-Dijkstra, Partner & Advocaat Arbeid, Medezeggenschap & Mediation.