Vervolgens volgt een opmerkelijke uitspraak van de kantonrechter Den Haag. Op 29 juli jl. oordeelde deze kantonrechter dat de instelling van de Groepsondernemingsraad Rijk voor de ministeries, departementen en daarmee samenhangende ondernemingen (denk aan: Dienst Justitiële Inrichtingen; Openbaar Ministerie, Nederlands Forensisch Instituut etc.) bevorderlijk is voor een goede toepassing van de WOR. Als uitgangspunt neemt de kantonrechter dat de taken op het gebied van medezeggenschap daar moeten plaatsvinden waar deze het meest effectief zijn voor de aangelegenheden die van gemeenschappelijk belang zijn. Een terecht uitgangspunt. De invulling daarvan door de kantonrechter is echter discutabel. De kantonrechter oordeelt eerst dat: “(…) voldoende gebleken dat een zekere samenhang bestaat tussen de betrokken ministeries, nog afgezien van het feit dat het regeringsbeleid wordt uitgevoerd door de ministeries, die daarmee in wezen gezamenlijk de uitvoeringsorganen van de Staat vormen, en alleen daardoor al voldoende samenhang hebben.” Wat betekent dit voor grote concerns waar de moedermaatschappij het beleid bepaalt? Ook daar zijn altijd gemeenschappelijke aangelegenheden te bedenken. Is daarmee steeds voldoende samenhang aanwezig om een gemeenschappelijk belang aan te nemen en een groepsondernemingsraad in te stellen?
Vervolgens oordeelt de kantonrechter dat: “(…) medezeggenschap voor aangelegenheden van gemeenschappelijk belang op het niveau van de groepsondernemingsraad moet worden georganiseerd, omdat daar in overwegende mate de zeggenschap dient plaats te vinden.” Waar is het uitgangspunt “medezeggenschap volgt zeggenschap” gebleven? De kantonrechter draait dit om: de zeggenschap moet worden belegd waar de medezeggenschap het best kan plaatsvinden! Een bijzondere wending in de rechtspraak?! Ten slotte constateert de kantonrechter dat: “(…) er wellicht vooralsnog weinig onderwerpen van gemeenschappelijk belang zullen zijn en dat deze waarschijnlijk steeds een hoog abstractieniveau zullen hebben.” Is dit in overeenstemming met de eerder geciteerde rechtsoverweging? Ik vraag mij ondertussen af waarvoor de groepsondernemingsraad wordt ingesteld en welke gemeenschappelijke onderwerpen er over blijven om met deze OR te bespreken. Is de GOR Rijk een wassen neus, een pyrrusoverwinning?
Deze twee recente uitspraken laten zien dat de medezeggenschap bij de overheid steeds meer centraal wordt belegd. Is dat bevorderlijk voor een goede toepassing van de WOR? Dat vraag ik me af. Bij echte gemeenschappelijk, overstijgende onderwerpen waarbij een consistent beleid moet worden gevoerd: Ja! Maar er is zoveel diversiteit binnen grote organisaties (neem alleen al de gemeente Amsterdam waar ruim 16.000 medewerkers tot de achterban behoren of het Rijk waar binnen de ministeries en zelfstandige onderdelen daarvan al 220 ondernemingsraden zijn ingesteld!) dat de medezeggenschap op decentraal niveau nog steeds een belangrijke plaats inneemt en niet mag worden vergeten.
Voor vragen over de medezeggenschapstructuur kunt u contact opnemen met Renate Vink-Dijkstra.