Een van de mogelijke vrijstellingen is de vrijstelling in verband met groepsvorming. Een werkgever komt in aanmerking voor een vrijstelling wanneer hij deel uitmaakt van een groep en voldoet aan de volgende cumulatieve voorwaarden:
- bij de groepsvorming zijn zowel de bij het arbeidsvoorwaardenoverleg van die werkgever betrokken vakorganisaties als de bij het arbeidsvoorwaardenoverleg van de groep betrokken vakorganisaties betrokken geweest;
- de groep heeft al een pensioenvoorziening, die in overleg met de bij het arbeidsvoorwaardenoverleg betrokken vakorganisaties tot stand is gekomen;
- bij de groep zijn op de dag waarop het verzoek om vrijstelling wordt ingediend ten minste 100 werknemers werkzaam die niet in het desbetreffende bedrijfstakpensioenfonds deelnemen;
- het aantal actieve deelnemers waarop de pensioenvoorziening van de groep van toepassing is, bedraagt op de dag waarop het verzoek om vrijstelling wordt ingediend, ten minste 25% dan wel ten minste 50 actieve deelnemers meer dan het aantal werknemers waarvoor de vrijstelling wordt gevraagd; en
- het verzoek om vrijstelling wordt tevens gedaan door of namens de groep en de vakorganisaties, bedoeld in onderdeel b.
In de uitspraak van de bestuursrechter te Rotterdam van 11 december 2014 wordt de rechtsvraag beantwoord of in plaats van overleg met de vakorganisaties, ook overleg met de (groeps)ondernemingsraad volstaat. Dus dat de vrijstelling mede door ondernemingsraad wordt aangevraagd in plaats van de vakorganisaties.
Ten eerst stelt de rechtbank dat uit de wetgeschiedenis nadrukkelijk volgt dat een vrijstelling niet aan de orde is indien er geen vakorganisaties betrokken zijn bij de groepsvorming, het arbeidsvoorwaardenoverleg en de aanvraag om vrijstelling. Dat de ondernemingsraad in casu wel betrokken is geweest bij de groepsvorming doet hier niet aan af, omdat naar Nederlands recht een ondernemingsraad niet gelijkgesteld kan worden met een vakorganisatie. Dat er geen cao geldt en er dus geen vakorganisaties bestaan volgens de om vrijstelling verzoekende werkgever, doet hier eveneens niet aan af.
Deze uitspraak van de rechtbank is in lijn met de eerdere uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) van 25 november 2008. Hierin oordeelde het CBb al dat de vrijstellingsgrond in verband met groepsvorming niet voor tweeërlei uitleg vatbaar is en dat een bedrijfstakpensioenfonds een dergelijke vrijstelling moet weigeren als niet de vakorganisaties, maar een ondernemingsraad is betrokken bij de groepsvorming. De rechtbank Rotterdam schrijft ten slotte expliciet in haar uitspraak dat deze uitspraak in onderhavige kwesties haar betekenis nog niet heeft verloren.
Vragen?
Heeft u vragen over deze kwestie, neemt u dan contact op met Arjen van Rijn, Partner & advocaat Vastgoed