Recent vonnis

Uit een recent vonnis (ECLI:NL:RBAMS:2013:6035) van de voorzieningen rechter te Amsterdam blijkt nog eens te meer dat het verstandig is om bij een juridisch geschil tussen een franchisegever en –nemer ook de betrokken huisbankier er op een geschikt moment bij te betrekken. In onderhavige kwestie was er sprake van een ‘multi-unit’ franchisenemer van Bruna die eerder met ING Bank een kredietrelatie was aangegaan. Eind 2012 werd deze franchisenemer echter door zijn franchisegever gedagvaard, omdat er sprake was van een (zeer) forse betalingsachterstand. De franchisegever legde eveneens conservatoir beslag onder de franchisenemer. De franchisenemer op zijn beurt zegde de franchiseovereenkomsten op. De escalatie was derhalve volledig.

Bijeenkomst

Enige tijd later liet de ING per brief aan de franchisenemer weten dat zij de kredietrelatie met hem ging beëindigen en dat ook het volledig verstrekte krediet werd opgeëist. Dit onder meer, omdat de franchiseovereenkomsten waren opgezegd en de ondernemingen van de franchisenemer een negatieve financiële positie kenden. Een bijeenkomst tussen de franchisenemer en ING volgde, waarbij partijen mondelinge afspraken met elkaar maakten. Toen ING in de visie van de franchisenemer deze afspraken niet (volledig) nakwam, startte hij een kort geding om ING alsnog te dwingen om de kredietrelatie te continueren. Dat had echter niet het gewenste resultaat voor de franchisenemer, omdat er – bij gebreke van een deugdelijke vastlegging van de afspraken – discussie ontstond wat de afspraken nu precies waren.

Juridisch geschil

Is er sprake van een juridisch geschil tussen een franchisegever en een franchisenemer, welke niet eenvoudig kan worden opgelost, dan zal op een zorgvuldig gekozen moment ook de huisbankier daarover geïnformeerd moeten worden. Het heeft uiteraard geen zin om bij ieder ‘wissewasje’ de huisbankier te informeren, omdat laatstgenoemde dan kan gaan twijfelen over de continuïteit van de onderneming of de formule. Aan de andere kant heeft het zeker ook geen zin om te lang te wachten om de huisbankier te informeren. Een open en transparante houding richting de bank zal doorgaans beloond worden met een coöperatievere houding van de bank. De praktijk leert dat een bank deze houding vaak niet heeft, als zij – al dan niet terecht – het idee krijgt dat er moedwillig belangrijke informatie voor haar wordt achtergehouden. En worden er afspraken gemaakt in het kader van een minnelijke regeling, dan moeten deze afspraken uiteraard deugdelijk en schriftelijk worden vastgelegd, teneinde onnodige (en mogelijk kostbare) discussies later te voorkomen.

Vragen?

Heeft u vragen na het lezen casus, neemt u dan contact op met Menno de Wijs, advocaat.