In een franchiseovereenkomst worden de afspraken opgeschreven die tussen partijen gelden. In principe gelden die afspraken gedurende de gehele looptijd van de overeenkomst en kunnen deze niet eenzijdig worden gewijzigd. Beide partijen moeten akkoord zijn met die wijziging. Om een bepaalde mate van flexibiliteit te kunnen behouden, zal een franchisegever in zijn franchiseovereenkomst vaak zogenaamde eenzijdige wijzigingsbedingen opnemen. Dat zijn bedingen die de franchisegever het recht geeft om bepaalde afspraken in de franchiseovereenkomst toch eenzijdig te wijzigen. Denk daarbij aan wijzigingen in het assortiment of wijzigingen in het handboek. Verdergaande wijzigingsbedingen, zoals bijvoorbeeld ten aanzien van de franchise-fee zijn ook denkbaar.

Tot 1 januari 2021 waren er geen speciale wettelijke regels omtrent eenzijdige wijzigingsbedingen in een franchiseovereenkomst. Indien de franchisegever een dergelijk wijzigingsbeding had opgenomen in de franchiseovereenkomst dan kon hij daar in principe altijd een beroep op doen, tenzij dat in strijd was met de regels van redelijkheid en billijkheid.

Per 1 januari 2021 gelden er door de invoering van de Wet franchise echter wettelijke regels voor eenzijdige wijzigingsbedingen in de franchiseovereenkomst. Zo bepaalt artikel 7:921 van het Burgerlijk Wetboek (‘BW’) dat een franchisegever voorafgaande toestemming nodig heeft van een franchisenemer als hij via een eenzijdig wijzigingsbeding in de franchiseovereenkomst een wijziging in de franchiseformule wil doorvoeren. Het moet dan gaan om een wijziging die tot gevolg heeft dat de franchisenemer een investering moet doen of andersoortige kosten voor zijn rekening moet nemen, dan wel als de franchisegever een vergoeding, opslag of andere financiële bijdrage invoert of wijzigt ten nadele van de franchisenemer, dan wel als de wijziging leidt tot een derving van omzet bij de franchisenemer.

Is er echter een drempelwaarde opgenomen in de franchiseovereenkomst en blijft het (negatieve) gevolg van voornoemd eenzijdige wijziging onder die waarde dan is voorafgaande toestemming niet nodig. Komt het (negatieve) gevolg van voornoemde wijziging boven de drempelwaarde, of is er in het geheel geen drempelwaarde opgenomen in de overeenkomst, dan dient er voorafgaande toestemming te worden gevraagd voor die wijziging van de franchisenemer. Het effect van artikel 7:921 BW is dus dat een franchisegever minder eenvoudig wijzigingen kan doorvoeren door gebruik te maken van eenzijdige wijzigingsbedingen.

Voor de franchiseovereenkomsten die per 1 januari 2021 al bestonden en wijzigingsbedingen bevatten geldt dat deze uiterlijk 1 januari 2023 aangepast kunnen worden aan artikel 7:921 BW door het opnemen van drempelwaarden. Tot die tijd hoeven deze overeenkomsten dus niet te voldoen aan artikel 7:921 BW. Als er na die periode eenzijdige wijzigingsbedingen staan in de franchiseovereenkomst zonder drempelwaarden dan dient er altijd toestemming gevraagd te worden. Daardoor zal het nut van deze bedingen feitelijk nihil worden.

De wetgever heeft al laten weten dat het niet de bedoeling is dat franchisegevers gebruik gaan maken van dermate hoge drempelwaarden dat de bescherming van artikel 7:921 BW feitelijk wordt uitgehold. Dat zou in strijd zijn met ‘goed franchisegever’-schap. Franchisegevers zullen dus een goed afgewogen keuze moeten maken bij het opnemen van drempelwaarden in hun franchiseovereenkomsten. Enerzijds willen franchisegevers flexibiliteit behouden, maar anderzijds willen zij ook voorkomen dat hen een gebrek aan ‘goed franchisegever’-schap wordt aangerekend.

Vragen?

Heeft u vragen over franchise, neemt u dan contact op met Menno de Wijs.