Over het algemeen is een franchiseformule overzichtelijk. Er is een franchisegever die het concept heeft bedacht en dit concept in licentie verstrekt aan derden, de franchisenemers. De franchisenemers passen dit concept vervolgens toe in de exploitatie van hun onderneming op dezelfde manier zodat een eenduidige (distributie)keten ontstaat. De franchisenemers zijn voor de franchisegever dan de enige manier waarop goederen en diensten worden verhandeld aan de klanten.

Soms kan een franchisegever echter ook een nieuw concept introduceren die qua naam en uitstraling heel erg lijkt op de bestaande formule maar op bepaalde punten toch wezenlijk afwijkt van die formule. Als voorbeeld daarvan kunnen (bijvoorbeeld) de ‘To Go’-versies van supermarkten genoemd worden. Op veel punten lijken deze ‘To Go’-versies namelijk op hun ‘grote broers’ (zoals naam en uitstraling) maar er zijn ook duidelijke verschillen aan te wijzen tussen beiden, zoals ten aanzien van het assortiment en de grootte. De webshop van de franchisegever wordt ook gezien als een afgeleide formule.

Tot 1 januari 2021 bestonden er geen speciale wettelijke regels omtrent de introductie van dergelijke nieuwe concepten door de franchisegever. Het werd aan partijen overgelaten om afspraken te maken over nieuwe concepten naast de bestaande formule, bijvoorbeeld in het kader van de rayon exclusiviteit van de franchisenemer. Verder waren er weinig beperkingen voor een franchisegever om dergelijke nieuwe concepten te introduceren.

Per 1 januari 2021 gelden er door de invoering van de Wet franchise wettelijke regels ten aanzien van de introductie van nieuwe concepten naast de bestaande formule. Een dergelijk nieuw concept wordt in de Wet franchise ‘afgeleide formule’ genoemd, of concreter een “operationele, commerciële en organisatorische formule die (…) bepalend is voor een uniforme identiteit en uitstraling van de ondernemingen waar deze formule wordt toegepast [en] in een of meer voor het publiek kenbare, onderscheidende kenmerken overeenstemt met de [bestaande] franchiseformule, en die (…) rechtstreeks of via derden door een franchisegever wordt gebruikt voor de productie of verkoop van goederen dan wel het verrichten van diensten, die geheel of grotendeels hetzelfde zijn als de goederen en diensten [van de bestaande franchiseformule]”.

In artikel 7:921 van het Burgerlijk Wetboek (‘BW’) is geregeld dat als een franchisegever voornemens is om zelf (of via derden) een afgeleide formule te gaan exploiteren en er negatieve effecten te verwachten zijn (o.a. investeringen, opslagen, omzetderving, et cetera) de franchisegever voorafgaande toestemming van de franchisenemer nodig heeft voor die introductie. Tenzij het negatieve effect van de invoering van de afgeleide formule minder bedraagt dan een drempelwaarde die voor dat doel moet zijn opgenomen in de franchiseovereenkomst. Is er geen drempelwaarde opgenomen in de franchiseovereenkomst dan dient voornoemde voorafgaande toestemming altijd gevraagd te worden. Het effect van artikel 7:921 BW is dus dat een franchisegever minder eenvoudig afgeleide formules kan introduceren. Op grond van 7:913 BW moet een franchisegever in de precontractuele fase aan een kandidaat-franchisenemer melden als hij via een afgeleide formule concurreert met franchisenemers.

Voor de franchiseovereenkomsten die per 1 januari 2021 al bestonden, geldt dat deze uiterlijk op 1 januari 2023 drempelwaarden moeten bevatten voor de introductie van afgeleide formules. Als een franchisegever na deze periode het voornemen heeft om een afgeleide formule te introduceren en er staat geen drempelwaarde in de overeenkomst daarvoor opgenomen dan dient er altijd toestemming gevraagd te worden. Franchiseovereenkomsten die na 1 januari 2021 worden gesloten dienen een drempelwaarde te bevatten bij gebreke waarvan altijd toestemming moet worden gevraagd.

Als in het geval van drempelwaarden bij eenzijdige wijzigingsbedingen – zie de blog eerder daarover – heeft de wetgever kenbaar gemaakt dat het niet de bedoeling is dat franchisegevers gebruik gaan maken van dermate hoge drempelwaarden dat de bescherming van artikel 7:921 BW feitelijk wordt uitgehold. Franchisegevers zullen dus ook ten aanzien van drempelwaarden ten aanzien van afgeleide formules een goed afgewogen keuze moeten maken.

Vragen?

Heeft u vragen over de Wet franchise, neemt u dan contact op met Menno de Wijs.