Medezeggenschap ook van belang in kleine organisaties

Ook bij (zeer) kleine ondernemingen moet een vorm van medezeggenschap worden georganiseerd. Dit is verplicht op grond van de Europese richtlijn (2002/14). Dat kan in de vorm van een OR, een PVT of de personeelsvergadering.

Zeer kleine ondernemingen: in de regel < 10 medewerkers

De medezeggenschap bij zeer kleine ondernemingen is erg beperkt. De ondernemer kan op eigen initiatief een PVT instellen. Hij kan daar echter niet toe worden verplicht, ook niet als een meerderheid van zijn medewerkers daarom verzoekt. Als er wel een PVT wordt opgericht dan moet die uit ten minste 3 personen bestaan. De rechten van deze PVT zijn zeer beperkt. Zo heeft de PVT geen adviesrecht en alleen instemmingsrecht over de werktijdenregeling. Ook is de ondernemer niet verplicht om met de PVT in overleg te treden over de arbeidsvoorwaarde pensioen.

Kleine ondernemingen: in de regel 10 - 50 medewerkers

De Personeelsvergadering (PV)

Als in de onderneming in de regel tussen de 10 en 50 medewerkers werkzaam zijn, is de ondernemer verplicht ten minste 2x per jaar de medewerkers voor een zogenaamde PV bijeen te roepen. Ook moet een PV worden belegd als een kwart van de medewerkers daarom gemotiveerd verzoekt. Personeelsvergaderingen lijken op de overlegvergaderingen in de zin van artikel 23 WOR, maar wijken daarvan wel op een aantal onderdelen af. De rechten van de PV zijn zeer beperkt. Het adviesrecht van de PV en de PVT zijn gelijk. De PV heeft anders dan de PVT geen instemmingsrecht. Sinds 2019 is de WOR gewijzigd in die zin dat de bevoegdheden van de PV en de PVT zijn uitgebreid om de invloed van werknemers in kleine ondernemingen ten aanzien van de arbeidsvoorwaarde ‘pensioen’ te versterken. Voor de PV en de PVT betekent dit het volgende:

  • De ondernemer moet de PV/PVT op eigen initiatief informatie verstrekken over het gevoerde en te voeren sociale beleid. Pensioen kan daaronder vallen.
  • De ondernemer is verplicht om desgevraagd alle inlichtingen en gegevens te verstrekken die redelijkerwijs nodig zijn voor de vervulling van de taak van de PV/PVT, ook met betrekking tot pensioen.
  • De ondernemer moet de PV/PVT zo spoedig mogelijk schriftelijk informeren over elke voorgenomen vaststelling, wijziging of intrekking van een uitvoeringsovereenkomst of uitvoeringsreglement.

Anders dan bij de PVT is aan de PV geen initiatiefrecht toegekend en is de ondernemer niet verplicht om met de PV in overleg te treden over de arbeidsvoorwaarde pensioen als de PV daarom verzoekt.

De personeelsvertegenwoordiging (PVT)

Als de ondernemer niet vrijwillig een OR heeft ingesteld, kan hij vrijwillig een PVT oprichten. Hij is bovendien verplicht een PVT op te richten als een meerderheid van de medewerkers daarom verzoekt. Er kunnen verschillende redenen zijn om een PVT te willen oprichten.

Zo kan een groeiende onderneming, die verwacht binnen afzienbare tijd verplicht een OR te moeten instellen, door het oprichten van een PVT alvast een begin maken met het formaliseren van de medezeggenschap. Het instellen van een OR zal immers soepeler verlopen als er ervaring is opgedaan met de medezeggenschap en niet te vergeten met het houden van verkiezingen.

Ook als er een ingrijpende reorganisatie aankomt, kan het voor zowel de ondernemer als de werknemers zinvol zijn te beschikken over een formeel medezeggenschapsorgaan dat de verschillende standpunten binnen de organisatie kanaliseert en hierover (formeel maar juist ook informeel) met de ondernemer van gedachten wisselt.

Een goed functionerende PVT bevordert de kwaliteit en het draagvlak van de besluitvorming en draagt bij aan de binding van het personeel met de onderneming.

Bevoegdheden PVT

Een PVT wordt ook wel een ‘OR-light’ genoemd. Dat komt omdat de bevoegdheden van een PVT op een aantal essentiële punten, zoals het advies-, instemmings- en informatierecht, een stuk beperkter zijn dan die van de ondernemingsraad.

  • Adviesrecht

Een PVT heeft adviesrecht over alle voorgenomen besluiten die leiden tot verlies van arbeidsplaatsen of tot een belangrijke verandering van de arbeid of de arbeidsvoorwaarden van tenminste een kwart van de werknemer. Een ondernemingsraad daarentegen heeft adviesrecht ten aanzien van alle voorgenomen besluiten in artikel 25 WOR. Ook ontbreekt het criterium van een kwart van de werknemers.

Wanneer de ondernemer het advies van de PVT niet overneemt geldt er daarnaast geen verplichte opschortingstermijn. Dit in tegenstelling tot de situatie waarin de ondernemer het advies van de ondernemingsraad niet overneemt.

Ook kan de PVT niet in beroep tegen het besluit van de ondernemer, daar waar de ondernemingsraad dit wel kan.

  • Instemmingsrecht

Het instemmingsrecht van de PVT is beperkt tot besluiten met betrekking tot een arbeids- en rusttijdenregeling en regelingen op het gebied van veiligheid, gezondheid, het welzijn of ziekteverzuim. Een ondernemingsraad heeft een instemmingsrecht ten aanzien van alle in artikel 27 WOR voorgenomen besluiten.

  • Initiatiefrecht

Een PVT heeft, in tegenstelling tot de ondernemingsraad, geen initiatiefrecht. Het recht om ongevraagd voorstellen te doen over alle sociale, organisatorische, financiele en economische zaken.

  • Informatierecht

De ondernemer is daarnaast gehouden, wanneer de PVT hierom verzoekt, alle informatie die voor de vervulling van de taak van de PVT redelijkerwijs noodzakelijk is te verstrekken. Ditzelfde geldt voor een ondernemingsraad. In tegenstelling tot de ondernemingsraad is de ondernemer bij een PVT niet verplicht informatie te geven over advies- of instemmingsplichtige besluiten die hij in voorbereiding heeft. Ook is de ondernemer niet verplicht de informatie schriftelijk te geven.

Verder

De taak van de PVT is verder beperkt tot advies- en instemmingsplichtige onderwerpen, daar waar de ondernemingsraad ook andere speciale taken heeft, zoals op grond van artikel 28 WOR.

Bovendien kan een PVT alleen commissies instellen of deskundigen raadplegen met toestemming van de ondernemer. De ondernemingsraad dient de ondernemer hier slechts van op de hoogte te stellen.

Let op!

De PVT heeft formeel geen zeggenschap over onderwerpen als discriminatie, vitaliteitsbeleid, gelijke behandeling van mannen en vrouwen of de inschakeling van gehandicapten en minderheden in de organisatie, zoals omschreven in artikel 28 WOR. Omdat dit wel belangrijke onderwerpen zijn kan de PVT proberen toch invloed uit te oefenen door initiatieven te ontwikkelen en deze aan de ondernemer voor te leggen. Hoewel de ondernemer niet verplicht is op dergelijke initiatieven te reageren, doet hij er wel verstandig aan de initiatieven van de PVT serieus te nemen omdat dit leidt tot vertrouwen, betrokkenheid en draagvlak onder de medewerkers.

Stappenplan voor oprichting PVT

Als het gaat om het instellen van een eerste PVT, dan is de ondernemer verantwoordelijk voor de organisatie van de verkiezingen. Daarna zullen de volgende verkiezingen onder verantwoordelijkheid van de PVT plaatsvinden. Omdat het organiseren van verkiezingen veel werk is kan een verkiezingscommissie worden opgericht, waarin medewerkers uit het personeel vertegenwoordigd zijn.

  1. De ondernemer moet de medewerkers berichten dat en om welke reden hij een PVT wil oprichten. Als hij daarbij vanuit zijn rol en verantwoordelijkheid wijst op het belang van goede medezeggenschap dan kan dat helpen om medewerkers te enthousiasmeren zich kandidaat te stellen. De wet bepaalt immers dat de PVT uit ten minste 3 leden moet bestaan.
  1. Het opstellen van een (voorlopig) reglement

Dit is weliswaar niet verplicht, maar wel raadzaam met het oog op de organisatie van de verkiezingen de werkwijze van de PVT. op te stellen. Op de website van de SER is een mooi Modelreglement te vinden dat naar eigen bevinden kan worden aangepast.

  1. Schrijf verkiezingen uit

Bij verkiezingen moet een bepaalde procedure worden gevolgd. Zo moeten binnen de onderneming diverse tijdstippen en de procedure bekend worden gemaakt, zoals:

  • tijdstip van de verkiezingen
  • welke medewerkers zijn kiesgerechtigd (actief kiesrecht) en welke werknemers zijn verkiesbaar (passief kiesrecht)
  • hoe en binnen welk tijdvak kunnen mensen zich kandidaat stellen
  • waar en op welke wijze (digitaal?) kan worden gestemd

Let op: het organiseren van verkiezingen kan veel tijd kosten!

In de WOR is voor de verkiezingen geen concreet tijdpad opgenomen. De ervaring leert echter dat een periode van zo’n 12 weken niet ongebruikelijk is. Een dergelijke periode kan korter zijn, wanneer er geen vakbonden betrokken hoeven te worden.

  1. Benoemen van een voorzitter

Vervolgens moet de PVT een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter benoemen die de PVT ‘in rechte’ vertegenwoordigt.

  1. Het opstellen van een definitief reglement

Het PVT-reglement heeft het karakter van een huishoudelijk reglement en bindt alleen de PVT leden. Afspraken tussen de PVT en de ondernemer over wettelijke taken en bevoegdheden en faciliteiten (cursussen etc.) horen dan ook niet in het reglement thuis. Het definitieve reglement moet aan de ondernemer worden verstrekt. Ook de medewerkers moeten kennis kunnen nemen van de inhoud van het reglement.

  1. Afspraken maken met de ondernemer

Het is verstandig om alvast een eerste (informele) overlegvergadering te plannen en met de ondernemer te bespreken welke kwesties er nu spelen dan wel het komende half jaar gaan spelen en meteen al afspraken te maken over de wijze waarop de medezeggenschap daarbij zal worden betrokken. Daarnaast is het zinvol dat de PVT en de ondernemer hun wederzijdse verwachtingen ten aanzien van de medezeggenschap en de samenwerking uitspreken. Eventuele (werk)afspraken kunnen worden vastgelegd in een ondernemingsovereenkomst/convenant in de zin van art. 32 WOR.

Wilt u advies bij het oprichten van een PVT en het maken van goede werkafspraken, dan helpen wij u daar uiteraard graag bij.

Vragen?

Heeft u vragen over de PVT, neemt u dan contact op met Renée Huijsmans.