Medewerker ABN AMRO

Een Functioneel Beheerder IT is sinds maart 1978 in dienst bij ABN AMRO. In het kader van een reorganisatie sluiten partijen een vaststellingsovereenkomst, waardoor de arbeidsovereenkomst per 1 april 2016 eindigt. Daarbij betaalt ABN AMRO de medewerker een beëindigingsvergoeding van EUR 114.867,05 bruto.

Op 30 maart 2016 ontslaat ABN AMRO de medewerker op staande voet vanwege het onttrekken van gelden van een beleggingsrekening, die de medewerker beheerde voor de leden van zijn voetbalteam.

De kantonrechter vernietigt het ontslag op staande voet. Enerzijds omdat het door de medewerker verweten handelen niet in verband stond met zijn werkzaamheden voor ABN AMRO en ABN AMRO hier niet door geschaad is. Anderzijds, omdat de aard en ernst van dit handelen gewogen tegen de persoonlijke omstandigheden van de medewerker (lees: lengte dienstverband, leeftijd, kritiekloos functioneren, de gesloten vaststellingsovereenkomst) onvoldoende rechtvaardiging vormt voor een ontslag op staande voet.

Hoger beroep

ABN AMRO gaat in hoger beroep en stelt dat de kantonrechter het ontslag op staande voet ten onrechte vernietigd heeft. Het Hof is het echter eens met het oordeel van de rechtbank.

Vast staat dat de medewerker tegoeden van de op zijn naam staande beleggingsrekening van het voetbalteam waarvan hij lid was oneigenlijk heeft gebruikt door deze te gebruiken voor privédoeleinden. Het beheer van deze rekening vloeit echter niet voort uit de functie van de medewerker bij ABN AMRO, in die zin dat het beheer tot zijn door ABN AMRO opgedragen takenpakket behoorde. Vanwege dit feit is bij de uitvoering door de medewerker van de beheerstaak van enige ‘uitoefening van de functie’ van de medewerker als ‘bankmedewerker’ geen sprake. Daarom komt aan de bankierseed en de aan de bankmedewerkers te stellen eisen van integriteit geen beslissende betekenis toe. ABN AMRO heeft verder ook geen schade geleden (financieel of imago), zo stelt het Hof. Daarbij is van verduistering jegens ABN AMRO geen sprake. Vast staat dat het handelen van de medewerker moreel verwerpelijk is. Dit heeft echter betrekking op zijn relatie met zijn teamgenoten, niet op zijn relatie tot ABN AMRO.

Ontslag op staande voet

Om te beoordelen of het handelen van de medewerker een dringende reden voor ontslag oplevert, moet ABN AMRO ook de persoonlijke omstandigheden van de medewerker meewegen. Daarbij is door de kantonrechter terecht overwogen dat de medewerker 38 jaar in dienst was bij ABN AMRO, dat er in al die jaren op zijn functioneren geen aanmerkingen zijn geweest, dat hij op het moment van ontslag 60 jaar oud was, met verlof was en met ABN AMRO al was overeengekomen dat zijn dienstverband op zeer korte termijn – te weten slechts 2 dagen na het hem gegeven ontslag op staande voet – toch al zou eindigen, zodat van ABN AMRO niet gevergd zou worden dat het dienstverband nog lang zou voortduren.

Daarbij geldt dat de gevolgen van een ontslag op staande voet voor de medewerker groot en ernstig zijn: verlies van zijn aanspraken uit de beeindigingsovereenkomst, geen recht op een WW-uitkering – terwijl zijn kansen op ander werk, gezien zijn leeftijd en eenzijdige arbeidsverleden, naar verwachting beperkt zijn. Gezien deze omstandigheden is het Hof van oordeel dat van een dringende reden voor ontslag op staande voet geen sprake is.

Uit deze uitspraak blijkt eens te meer dat het rechtvaardig geven van een ontslag op staande voet – ook in geval van oneigenlijk gebruik van een beleggingsrekening door een bankmedewerker (!) – geen uitgemaakte zaak is. De omstandigheden van het geval geven altijd de doorslag.

Vragen?

Heeft u vragen met betrekking tot het geven van ontslag op staande voet, neem dan contact met Renée Huijsmans