Beroepsprocedure en de Linge-leer

De ondernemingsraad kan op grond van artikel 26 WOR in twee gevallen beroep instellen:

  1. het besluit stemt niet overeen met het advies van de ondernemingsraad;
  2. het besluit stemt overeen met het advies, maar nadat het advies is uitgebracht zijn nieuwe feiten en omstandigheden bekend geworden, waardoor de ondernemingsraad, indien hij ten tijde van het uitbrengen van advies bekend was geweest met deze feiten en omstandigheden, een ander advies zou hebben uitgebracht.

Op 1 mei 1980 is de Linge-leer geïntroduceerd door de Ondernemingskamer. In deze uitspraak waarin het Linge ziekenhuis centraal stond overwoog de Ondernemingskamer dat de ondernemingsraad ook beroep kan instellen als de ondernemer ten onrechte geen advies heeft gevraagd. De Linge-leer wordt onder de eerste categorie voor beroep geschaard.

Uitbreiding Linge-leer

Met de uitspraak van de Ondernemingskamer van 29 oktober 2020 is aan de Linge-leer een nieuw aspect toegevoegd. In deze zaak stelt de ondernemer zich onder meer op het standpunt dat de ondernemingsraad niet ontvankelijk is in zijn beroep, omdat hij dit niet heeft ingesteld binnen een maand nadat hem duidelijk was dat geen advies zou worden gevraagd over de inhoud van de voorliggende overeenkomst van dienstverlening (het adviesplichtige besluit).

Ten aanzien van het tijdig instellen van beroep overweegt de Ondernemingskamer – onder verwijzing naar de uitspraak uit 1980 – als volgt:

“Het ten onrechte niet (tijdig) vragen van advies, betekent niet alleen dat de ondernemingsraad niet op de voorgeschreven wijze heeft kunnen kennisnemen van de inhoud van en de beweegredenen voor het voorgenomen besluit en dat hij daarop geen invloed heeft kunnen uitoefenen, maar ook dat de ondernemer niet op de voorgeschreven wijze heeft kunnen kennisnemen van de zienswijze van de ondernemingsraad, die juist in het belang van het goed functioneren van de onderneming in al haar doelstellingen ten behoeve van het overleg met en de vertegenwoordiging van de in de onderneming werkzame personen is ingesteld.

In dit geval moet als (te nemen) adviesplichtige besluit worden aangemerkt het besluit tot het finaliseren van een overeenkomst van dienstverlening. Dat de ondernemer daartoe inmiddels heeft besloten staat niet vast en aan de ondernemingsraad is in ieder geval niet medegedeeld dat zodanig besluit is genomen.

Anders dan de ondernemer kennelijk meent, vangt de termijn niet aan met de mededeling dat geen advies zal worden gevraagd. Dit betekent dat de termijn van artikel 26 lid 2 WOR niet is verstreken. In een geval als dit waarin de ondernemer zich definitief op het standpunt stelt dat hij geen advies zal vragen, brengt een redelijke toepassing van artikel 26 WOR en de Linge-leer wel mee dat:

  1. de ondernemingsraad niet hoeft te wachten op (mededeling van) het genomen besluit alvorens beroep in te stellen op de grond dat ten onrechte geen advies is gevraagd; en
  2. de ondernemingsraad niet uitsluitend is aangewezen op een verzoek tot nakoming op de voet van artikel 36 WOR.

Een andere opvatting – inhoudende dat de ondernemingsraad als hem is medegedeeld dat geen advies zal worden gevraagd pas beroep kan instellen nadat het besluit is genomen – zou slechts leiden tot vertraging waarmee geen redelijk belang is gediend. Bovendien zou die andere opvatting de ondernemingsraad in een lastige positie plaatsen indien de ondernemer zich, als uitvloeisel van zijn opvatting dat het te nemen besluit niet adviesplichtig is, tevens niet geroepen voelt om de ondernemingsraad in kennis te stellen van het besluit. Het beroep is dus tijdig ingesteld.”

Relevantie voor de praktijk

Op grond van deze uitspraak kan een ondernemingsraad ook beroep instellen bij de Ondernemingskamer indien definitief vast staat dat de ondernemer geen advies zal vragen aan de ondernemingsraad, terwijl de ondernemingsraad van mening is dat dit wel zou moeten. De ondernemingsraad hoeft dan niet langer te wachten op het schriftelijke besluit van de ondernemer – waarvan nog moet worden afgewacht of dat überhaupt nog door de ondernemer aan de ondernemingsraad kenbaar zal worden gemaakt – maar kan direct in beroep bij de Ondernemingskamer. Indien het definitieve besluit nog niet is genomen door de ondernemer, loopt de wettelijke beroepstermijn nog niet.

Om te kunnen aantonen dat er sprake is van een definitief besluit van de ondernemer om geen advies te vragen aan de ondernemingsraad, is het raadzaam om daarover correspondentie met de ondernemer te voeren. De bewijspositie van de ondernemingsraad wordt daarmee namelijk versterkt.

Kortom: een belangrijke uitspraak voor ondernemingsraden!

Vragen

Heeft u nog vragen over de betekenis van de uitbreiding van de Linge-leer voor de ondernemingsraad? Neem dan gerust contact op met één van onze specialisten van het Team Arbeid, Medezeggenschap & Mediation.

Montse Rodríguez Escudero