Een wellicht begrijpelijk en sympathiek standpunt, maar vanuit juridisch perspectief net te vroeg ingenomen en daarom onhoudbaar. Juridisch kwalificeert het gevraagde keurmerk namelijk als een ‘uitvoeringseis’. Dit volgt niet alleen uit de systematiek van de aanbestedingsdocument, maar ook uit de tekst van de betreffende eis:

“Eis 89: “Herkomst materiaal: Duurzaam hout:

Te leveren hout of hout verwerkt in te leveren (hout)producten dient te voldoen aan de Dutch Procurement Criteria for Timber die zijn vastgelegd in de TPAS (Timber Procurement Assessment System), waarbij geldt dat het voldoet aan ten minste 7 van de 9 principes voor duurzaam bosbeheer (sustainable forest management).

Hout voldoet in elk geval aan de criteria indien het is gecertificeerd volgens een systeem dat is goedgekeurd door de toetsingscommissie TPAC (Timber Procurement Assessment Committee).

Daarnaast kan de inschrijver ander bewijs leveren, voorzien van uitgebreide, gedocumenteerde en op authenticiteit verifieerbare gegevens en informatie, waaruit blijkt dat aan de gestelde minimumeis wordt voldaan.

Een overzicht met goedgekeurde certificatiesystemen is te vinden op (…)”

Expliciet is bepaald dat de eis ziet op het “te leveren” hout. Pas bij levering – zijnde uitvoering van de te gunnen overeenkomst en vandaar de term ‘uitvoeringseis’ – kan dus worden vastgesteld of het geleverde hout aan de gestelde eisen voldoet.

De verliezende inschrijver dient dan of (i) af te wachten tot de uitvoering om te bezien of het geleverde voldoet aan de gestelde eisen, of (ii) aannemelijk te maken dat er concrete aanwijzingen zijn dat de winnende inschrijvers hun inschrijvingen niet kunnen waarmaken. Dat laatste is in ieder geval niet gelukt, zo oordeelde de Haagse voorzieningenrechter (klik).

Vragen?

Heeft u vragen over deze casus, neemt u dan contact op met ons team Vastgoed.