De mededeling van de minister dat er geen mogelijkheid bestaat een kapel te Maastricht als beschermd monument aan te wijzen, is daarmee geen besluit waartegen rechtsbescherming openstaat. De Stichting die tegen deze beslissing van de minister procedeerde, ving bot bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS), die de minister in het gelijk stelde.

De minister stelde in de procedure dat de brief slechts informerend was bedoeld. De minister heeft namelijk enkel willen uitleggen dat het bestand aan gebouwde rijksmonumenten van vóór 1940 voldoende representatief is en hij slechts in uitzonderingsgevallen nog tot aanwijzing zal overgaan. Gelet hierop heeft de minister medegedeeld dat het niet in de lijn der verwachtingen ligt dat de minister in dit geval een aanwijzingsprocedure zal starten. Bovendien is de kapel al eerder beoordeeld en bewust niet aangewezen als beschermd monument, plus er zijn geen nieuwe inzichten op dit punt.

De Stichting Drukkerij Museum (De Stichting) kan zich niet vinden in dit beleid, maar loopt tegen een procesrechtelijke drempel op. Het startpunt van een bestuursrechtelijke procedure is namelijk een besluit: “een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke beslissing” – artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Specifiek met betrekking tot besluiten die men kan aanvragen, geldt dat de afwijzing daarvan ook een besluit is. Nu is de vraag of de genoemde brief van de minister te kwalificeren is als een besluit en er daarmee een opening voor een procedure bestaat.

Kortweg overweegt de ABRvS dat de Monumentenwet 1988 geen mogelijkheid bevat om een aanwijzing tot beschermd rijksmonument aan te vragen. Nu het niet mogelijk is een besluit aan te vragen, kan er gelet op de systematiek ook geen aanvraag worden afgewezen. Een verzoek richting de minister om een gebouw als beschermd monument aan te wijzen, is dus geen ‘aanvraag’ in de zin van de wet. De brief in reactie op het verzoek, is daarmee geen ‘afwijzing van de aanvraag’ en daarom geen besluit in de zin van de Awb. De Stichting is daarom niet-ontvankelijk in de procedure. Het bezwaar van de Stichting wordt dan niet meer op inhoudelijke gronden beoordeeld.

Tot 1 januari 2009 was het overigens nog wel volledig mogelijk om aanwijzing van beschermde rijksmonumenten aan te vragen. Per deze datum was dit niet meer mogelijk voor gebouwde monumenten van vóór 1940. De aanvraagprocedure is op 1 januari 2012 geheel komen te vervallen, met de wetswijziging als gevolg van modernisering van de monumentenzorg. Volgens de wetgeschiedenis vanwege de al uitgevoerde inventarisaties en de administratieve lastenverlichting die het met zich meebrengt.

Tegenwoordig worden rijksmonumenten dus nog slechts ambtshalve aangewezen als beschermd monument. Belanghebbenden kunnen enkel suggesties indienen bij de minister, maar bij het niet starten van een aanwijzingsprocedure hebben zij dus geen toegang tot de bestuursrechter. In de aankomende Erfgoedwet zal dit – vooralsnog – niet anders zijn. Bij gemeentelijke monumenten kan dit echter wel verschillen. Dit is namelijk afhankelijk van de lokale monumentenverordening, die een aanvraagprocedure en daarmee gepaarde rechtsbescherming wel mogelijk kan maken.

Vragen?

Heeft u vragen over deze casus, neemt u dan contact op met Arjen van Rijn, Partner & advocaat Vastgoed,