X is een bouwonderneming die zich bezig houdt met de planning, coördinatie en uitvoering van en het toezicht op bouwprestaties. In opdracht van A voert X de bouwtechnische werkzaamheden van betonwerk uit bij de bouw van een afvalverbrandingsinstallatie met energieopwekking. Voor de uitvoering van het betonwerk heeft X o.m. aannemer B ingeschakeld. Zzp-er Y heeft voor B betonwerkzaamheden verricht. Daarbij is laatstgenoemde Y een ongeval op de bouwplaats overkomen. Een zogenoemde betonkugel is omgevallen en op de voet van Y terechtgekomen als gevolg waarvan een gedeelte van zijn linkervoet is geamputeerd. Y vordert schadevergoeding van X.

Het hof past de in het arrest Davelaar/Allspan geformuleerde criteria toe. Artikel 7:658 lid 4 vindt toepassing indien de persoon die buiten dienstbetrekking werkzaamheden verricht voor de zorg van zijn veiligheid (mede) afhankelijk is van degene voor wie hij de werkzaamheden verricht. Of dit het geval is, moet worden beoordeeld aan de omstandigheden van het geval. Onder meer is van belang de feitelijke verhouding tussen de betrokkenen, de aard van de verrichtte werkzaamheden en de mate van invloed van de werkgever op de werkomstandigheden. De verrichtte werkzaamheden dienen  tot feitelijk tot de beroep- of bedrijfsuitoefening van de werkgever te behoren.

Op grond van de aan de inspecteur van de Arbeidsinspectie afgelegde verklaringen oordeelt het hof dat sprake was van een situatie  waarin het toezicht op de werkomstandigheden onder sturing en regie van X plaatsvond. Y had geen bijzondere positie ten opzichte van de andere bouwvakkers. Bij de uitvoering van de werkzaamheden werd gebruik gemaakt van door X ter beschikking gesteld materiaal en materieel.  De omstandigheid dat X het storten van beton had uitbesteed aan aannemer B maakt niet dat deze werkzaamheden geen onderdeel zouden kunnen uitmaken van de bedrijfsvoering van X. Gelet op de bedrijfsomschrijving in het register van de Kamer van Koophandel dat X zich o.a. bezig houdt met de uitvoering van bouwprestaties en gelet op de omstandigheden dat de betrokken betonkugel in eigendom was van X als ook materiaal en materieel door X werden aangeleverd, acht het hof voldoende aannemelijk dat het storten van beton moet worden aangemerkt als werk dat wordt verricht in het  kader van de bedrijfsvoering van X. Het hof oordeelt dan ook dat X (mede) aansprakelijk is voor de door zzp-er Y geleden schade.

Gelet op voorgaande zal de vraag of je als werkgever aansprakelijk bent voor de ingeschakelde zzp-ers steeds worden beoordeeld aan de hand van de feitelijke verhouding, aard van de werkzaamheden en de mate van beïnvloedbaarheid van de werkomstandigheden door de werkgever. Als werkgever moet je daarop steeds bedacht blijven. Temeer, nu uit een andere uitspraak van het hof (ECLI:NL:GHARL:2014:6672) blijkt dat een opgenomen exonoratieclausule voor aansprakelijkheid van ingeschakelde werknemers of andere personen in de overeenkomst tussen hoofdaannemer en onderaannemer, de hoofdaannemer geen bescherming kan bieden, omdat artikel 7:658 BW dwingend recht is.

Vragen?

Heeft u vragen over aansprakelijkheid, neemt u contact op met  Henriëtte van Baalen, Partner, Advocaat & Mediator.