Voor het beantwoorden van die vraag dienen twee grondrechten tegen elkaar te worden afgewogen. Het gaat ten eerste om de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Dit omvat onder andere de identiteit, naam en portret van een persoon. Op grond van dit recht worden personen beschermd tegen publicaties waarin zij worden blootgesteld aan lichtvaardige verdachtmakingen. Hiertegenover staat het recht op vrijheid van meningsuiting. Een publicatie is onder andere toegestaan indien het een maatschappelijk belang dient door publieke misstanden bekend te maken, zodat deze niet blijven voortbestaan.
De hiervoor genoemde grondrechten wegen even zwaar. Er bestaat dus geen rangorde waardoor bijvoorbeeld het recht op vrijheid van meningsuiting net iets belangrijker is dan het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer, of andersom. De rechter weegt deze belangen tegen elkaar af door alle omstandigheden van het geval te onderzoeken.
Welke omstandigheden dit precies zijn, is telkens verschillend. In de rechtspraak worden een aantal opgesomd. Zo is het bijvoorbeeld van belang of de uiting een bijdrage levert aan het publiek debat. Dat wil zeggen: heeft de samenleving iets aan de informatie die wordt gegeven? Ook is van belang of het over een bekend persoon gaat of over een politiek figuur, hoe de persoon om wie het gaat zich eerder heeft gedragen, wat de inhoud en vorm van de uiting is, en wat de gevolgen zijn voor de persoon in kwestie. De wijze waarop aan de informatie is gekomen is ook van belang. En wat is de ernst van de misstand die aan de kaak wordt gesteld? Wat is er waar van de uiting? Is dit gebaseerd op feiten en gedegen onderzoek of is het juist gebaseerd op een roddel? De hiervoor genoemde omstandigheden zijn niet limitatief; uit verschillende uitspraken zijn andere of aanvullende omstandigheden af te leiden die de rechter meeneemt in zijn beoordeling. Eerder hebben wij een aantal van deze omstandigheden genoemd in deze blog.
Onlangs heeft de rechtbank in een kort geding uitspraak gedaan in een zaak waarin Eiser in een kwaad daglicht werd gesteld door een programma van AVROTROS. Volgens de rechter zat het betreffende item vol onjuistheden en werd een onterechte boodschap aan de kijkers meegegeven. Het item schiep een onjuist beeld van de personen die werden geïnterviewd en er werd informatie weggelaten. Volgens de rechter in kort geding was het voldoende aannemelijk dat een later oordelende rechter zal beslissen dat de onjuiste beeldvorming een ongeoorloofde inbreuk oplevert op de persoonlijke levenssfeer en de eer en goede naam van Eiser en dat de uitzending als gevolg daarvan onrechtmatig jegens hem te achten is.
Vragen?
Heeft u nog vragen, neemt u dan contact op met Natascha van Duuren, Advocaat & partner IT, Privacy & Cybersecurity.