De verschillende lezingen

Hof Arnhem-Leeuwarden meende in deze uitspraak dat sprake was van verhuizing als de huurder tijdelijk de woning verlaat (in persoon verhuist). Hof Den Haag oordeelde in deze uitspraak dat sprake is van verhuizing indien de huurder zijn huisraad naar een andere woning verplaatst (de inboedel verhuist) en (her)inrichtingskosten heeft gemaakt (of eigenlijk, in negatieve zin, dat geen sprake is van verhuizing “indien huurder de huisraad voor zijn huishouding niet naar een andere woning heeft verplaatst, noch (her)inrichtingskosten heeft gemaakt.” De Hoge Raad moest, zo schreven wij in een eerdere blog, het verlossende woord spreken. Dat lijkt de Hoge Raad (die zegt dat niet met zoveel woorden) ook te hebben gedaan.

Oordeel van de Hoge Raad

Sprake was van een huurder die in de regel vanuit huis werkte. In verband met renovatiewerkzaamheden heeft hij gedurende twee weken bij vrienden gelogeerd en slechts een beperkt aantal persoonlijke voorwerpen meegenomen. Hof Den Haag oordeelde, in lijn met zijn hierboven bedoelde uitspraak, dat de huurder geen recht had op de verhuiskostenvergoeding. Verhuizen, aldus het hof, houdt in dat een bewoner niet alleen als persoon zijn woning verlaat, maar ook dat hij meer meeneemt dan enkele logeerspullen. Een taalkundige uitleg.

 

De Hoge Raad oordeelt hier anders en volgt meer de lijn van hof Arnhem-Leeuwarden: “Het feit dat de huurder tijdelijk bij vrienden gaat logeren en niet meer meeneemt dan enkele persoonlijke voorwerpen, sluit niet uit dat van een verhuizing sprake is.”

Is er nu duidelijkheid?

Dat wil echter ook weer niet zeggen dat iedere huurder die tijdelijk bij vrienden logeert en alleen enkele persoonlijke voorwerpen meeneemt, recht heeft op een verhuiskostenvergoeding. De verhuizing moet altijd noodzakelijk zijn. Denkbaar is dat werkzaamheden het voor de meeste huurders niet noodzakelijk maken het gehuurde tijdelijk te verlaten, maar dat het voor een individuele huurder wel noodzakelijk is het gehuurde tijdens een deel van de werkzaamheden te verlaten. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn indien de huurder in de regel vanuit huis werkt. Bij de beoordeling of de noodzaak tot verhuizing zich voordoet, speelt onder meer een rol of aan de huurder een alternatieve werkruimte, bijvoorbeeld bij de werkgever, ter beschikking staat. De huurder heeft geen recht op een verhuiskostenvergoeding indien de verhuurder een redelijke en passende voorziening heeft getroffen die de huurder in staat stelt zijn werkzaamheden te verrichten, of als de verhuurder daartoe een redelijk aanbod heeft gedaan maar de huurder dat aanbod niet heeft aanvaard.

 

Het blijft, kortom, maatwerk en, zoals steeds in het (burgerlijk) recht, afhankelijk van de omstandigheden van het geval.

Vragen?

Neem voor vragen over huurrecht contact op met Per van der Kooi, advocaat huur- en vastgoedrecht.