Governancecode Zorg 2022
Per 1 januari 2022 is de Governancecode Zorg geactualiseerd. De code is een instrument om de governance zo in te richten dat die bijdraagt aan het waarborgen van goede zorg, aan het realiseren van de maatschappelijke doelstelling van zorgorganisaties en het maatschappelijk vertrouwen. De code bestaat uit zeven principes die moeten zorgen voor een goede balans en professioneel ingericht bestuur en toezicht. De medezeggenschap speelt daarbij een belangrijke rol.
De wijzigingen zien met name op het in lijn brengen van de Gedragscode met nieuwe wetgeving, zoals de Wet bestuur en toezicht rechtspersonen en de Wmcz 2018. Daarnaast is nu expliciet in de Code opgenomen dat de zorgorganisatie zorgt dat professionals invloed kunnen hebben op het beleid dat hen raakt in de dagelijkse beroepsuitoefening en dat ze betrokken worden bij de beleidskeuzes over de zorg van morgen.
Het is goed te (laten) checken of als gevolg van deze wijzigingen ook wijzigingen van de statuten of reglementen nodig zijn.
Richtlijn EU voor Platformwerk
De Europese Commissie heeft eind 2021 een voorstel voor een richtlijn inzake online platforms gepresenteerd. Doel van de Richtlijn is het verbeteren van de arbeidsvoorwaarden van platformwerkers. Essentieel is daarbij de vraag of platformwerkers al dan niet zijn te beschouwen als werknemers. In dit voorstel moeten platformbedrijven bewijzen dat ze werken met zelfstandigen. In de richtlijn staan een vijftal criteria opgenomen die bepalen of een internetplatform als werkgever kwalificeert:
- het platform bepaalt de beloning;
- het platform stelt eisen aan het uiterlijk;
- het platform monitort met digitale middelen, met name via een algoritme, de prestaties van de werkende of de kwaliteit van de output;
- het platform bepaalt de werktijden;
- het platform beperkt de mogelijkheden van de werkende om voor anderen te werken.
Als aan ten minste twee van deze criteria is voldaan, zijn de medewerkers niet te beschouwen als zelfstandigen maar als werknemers in loondienst.
Op 14 februari jl. heeft minister Van Gennip (SZW) naar Brussel hierover een eerste inhoudelijk overleg met haar Europese collega’s gevoerd. Als de Richtlijn door het Europese Parlement wordt goedgekeurd, heeft Nederland nog twee jaar de tijd om deze in de Nederlandse wetgeving te implementeren.
Wetsvoorstel tot wijziging van de Arbeidsomstandighedenwet in verband met het verplicht stellen van een vertrouwenspersoon
Op 7 oktober 2020 heeft Tweede Kamerlid Renkema (GroenLinks) het wetsvoorstel tot wijziging van de Arbeidsomstandighedenwet in verband met het verplicht stellen van een vertrouwenspersoon ingediend. Doel van het wetsvoorstel is dat iedere werknemer recht op toegang tot een vertrouwenspersoon heeft, ongewenst gedrag op de werkvloer teruggedrongen en er een veilige werkomgeving wordt gecreëerd voor alle werknemers. In de Arbowet zou dan moeten worden opgenomen dat werkgevers verplicht een vertrouwenspersoon moeten aanstellen. Daarnaast moet de rechtspositie van de vertrouwenspersoon in de organisatie worden versterken.
De Afdeling advisering van de Raad van State heeft hierover in december 2020 advies uitgebracht. Inmiddels staat het onderwerp ‘grensoverschrijdend gedrag’ bij veel organisteis hoog op de agenda en is er een grote vraag naar vertrouwenspersonen. Op 26 januari 2022 is het advies van de Afdeling advisering openbaar geworden. Op 23 februari is dit onderwerp in de Tweede Kamer besproken.
Voorstel: Uitkering betaald ouderschapsverlof van 50 naar 70%
Omdat het kabinet wil dat mensen meer echte keuzes krijgen in de combinatie van zorg en werk wordt voorgesteld de uitkering voor het betaald ouderschapverlof te verhogen van 50 naar 70 procent van het dagloon. Het doel van de wijziging is dat dit hogere percentage de drempel zal verlagen om het betaald ouderschapsverlof ook daadwerkelijk op te nemen. Dit zou helpen om jonge vaders meer betrokken te laten zijn bij het opgroeien van hun kind.
De verhoging zal ingaan op 2 augustus 2022. Minister Van Gennip van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft dit voorstel op 8 maart aan de Eerste en Tweede Kamer verzonden.