Achterliggende reden voor de gewenste anonimiteit is dat deze partij hiermee wilde voorkomen in de toekomst te kunnen worden aangesproken op merkinbreuk. Hiervan zou immers geen sprake meer kunnen zijn, indien het oudere merk uit het merkenregister zou verdwijnen. Juist vanwege de “angst” voor een (tegen)vordering wegens inbreuk, had zij belang bij anoniem procederen. Het Gerechtshof Amsterdam heeft hier (in navolging van de rechtbank in eerste aanleg) echter een stokje voor gestoken. Deze wijze van procederen stuit af op een aantal bezwaren die raken aan de beginselen van ons rechtstelsel.
Volgens het Gerechtshof geldt in dit verband onder meer dat deze wijze van procederen er toe zou leiden:
- Dat de wederpartij geen eis van reconventie in kan stellen (immers geen wederpartij bekend);
- Dat de anonieme cliënt meerdere keren over dezelfde kwestie zou kunnen procederen. Dit zou dan immers niet controleerbaar zijn;
- Dat de uitspraak geen “gezag van gewijsde” kan krijgen, althans niet ten opzichte van de anoniem gebleven cliënt (met andere woorden dat het arrest van het Hof geen bindende rechtskracht krijgt);
- Dat niet kan worden gecontroleerd of de (feitelijke) eisende partij wel een voldoende (proces)belang heeft.
Het oordeel van het Gerechtshof acht ik volkomen zuiver en juist. Ik pleit dan ook niet voor een formele (procesrechtelijke) mogelijkheid om anoniem te procederen. Interessant gegeven van deze kwestie vind ik wel nog dat een aparte Stichting is opgericht – naar het lijkt specifiek voor deze kwestie – namens wie de vorderingen (als “belanghebbende”) eveneens waren ingesteld. Deze Stichting trad dus op als eisende partij naast de advocaat die als procespartij voor zijn anonieme cliënt procedeerde. Het Gerechtshof gaat echter niet mee in dit “trucje”, onder meer aangezien het Gerechtshof onvoldoende aangetoond vindt dat deze Stichting in haar belangen is geschaad. Dit laatste aspect is interessant in verband met de vraag in hoeverre in toekomstige zaken een dergelijke Stichting toch een vorm van anoniem procederen mogelijk zou kunnen maken. “Anoniem procederen” kan mogelijk in een behoefte kan voorzien. Ik denk hierbij bijvoorbeeld aan de kwestie, waarbij de Nederlandse filmdistribteur Dutch Filmworks het merk heeft gedeponeerd van de (illegale) streamingsdienst “Popcorn Time”. Tot op de dag van vandaag is dit niet aangevochten. Reden laat zich goed raden: de mensen achter Popcorn Time zullen niet genegen zijn uit de anonimiteit te treden om een juridisch gevecht aan te gaan over de intellectuele eigendomsrechten ten aanzien van hun naam/logo. De mogelijkheid tot anoniem procederen zou dit wellicht anders maken. Ik ben me er echter van bewust dat een pleidooi voor het faciliteren van (een vorm van) anoniem procederen ten behoeve van “boeven” niet bij veel partijen in goede aarde zal vallen. De onderhavige kwestie laat echter zien dat ook legitieme belangen aanleiding kunnen vormen voor de wens tot anoniem procederen. Deze poging tot anoniem procederen is niet gelukt, maar de deur lijkt nog op een kier te staan voor de creatieve advocaat. Wellicht vervolgd…
Vragen?
Heeft u vragen over deze kwestie, neemt u dan contact op met Natascha van Duuren, Advocaat/Partner IE/ICT-recht