Allereerst valt op dat het artikel een ‘copyright’ en een ‘beeldmerk’ door elkaar lijkt te halen. Een copyright (auteursrecht) en een beeldmerk (merkenrecht) zijn echter twee geheel verschillende intellectuele eigendomsrechten. Auteursrechten staan geregeld in de Auteurswet, terwijl het merkenrecht geregeld staat in de merkenwetgeving, waaronder het Benelux Verdrag inzake de Intellectuele Eigendom (BVIE). Volgens het BVIE komen “alle voor grafische voorstelling vatbare tekens, die dienen om de waren of diensten van een onderneming te onderscheiden” in aanmerking om als merk ingeschreven te worden. Het auteursrecht biedt wat dit betreft een bredere bescherming: vrijwel ieder voor  grafische weergave vatbaar werk kan auteursrechtelijk beschermd zijn, op voorwaarde dat dit werk “een eigen intellectuele schepping van de auteur van het werk” is (Infopaq I-arrest). Anders dan ten aanzien van een merk is voor bescherming van een auteursrecht geen registratiehandeling vereist; het auteursrecht ontstaat van rechtswege.

Het logo van Satudarah lijkt op het eerste gezicht te voldoen aan genoemde eis uit het Infopaq I-arrest. Als aangenomen wordt dat Satudarah het logo zelf heeft ontworpen, dan wel dat de rechten door de maker-in-opdracht zijn overgedragen, dan heeft Satudarah een exclusief recht om dit logo ‘openbaar te maken’ en te ‘verveelvoudigen’. Hiermee zou Satudarah reeds een wapen in handen hebben om ongewenst gebruik van het logo tegen te gaan.

Blijkens het artikeltje in Metronieuws wil Satudarah vooral optreden omdat het logo “in de media steeds maar gebruikt wordt als beeld bij berichten over criminele motorbendes”. Dit is echter nu juist iets waar het intellectuele eigendomsrecht niet voor is bedoeld. Punt is dat het auteursrecht geen onbeperkt recht is. Zo vormen onder meer het citaatrecht en de persexceptie een uitzondering op het auteursrecht. Beide uitzonderingen maken dat een journalist die een (negatief) artikel over Satudarah schrijft, in beginsel zonder problemen het logo van Satudarah kan afdrukken bij het artikel. Overigens, ook met een beroep op het grondrechten zoals  de ‘vrijheid van meningsuiting’ en de ‘persvrijheid’ kan een eventuele claim van Satudarah in de meeste gevallen gepareerd worden.

Het logo deponeren als merk verandert hier niets aan. Artikel 2.20 BVIE schrijft voor in welke gevallen een merkhouder kan optreden tegen gebruik van haar merk door een ander:

 

  1. wanneer dat teken gelijk is aan het merk en in het economisch verkeer gebruikt wordt voor dezelfde waren of diensten als die waarvoor het merk is ingeschreven;
  2. wanneer dat teken gelijk is aan of overeenstemt met het merk en in het economisch verkeer gebruikt wordt voor dezelfde of soortgelijke waren of diensten, indien daardoor bij het publiek verwarring kan ontstaan, inhoudende het gevaar van associatie met het merk;
  3. wanneer dat teken gelijk is aan of overeenstemt met het merk en in het economisch verkeer gebruikt wordt voor waren of diensten, die niet soortgelijk zijn aan die waarvoor het merk is ingeschreven, indien dit merk bekend is binnen het Benelux-gebied en door het gebruik, zonder geldige reden, van het teken ongerechtvaardigd voordeel wordt getrokken uit of afbreuk wordt gedaan aan het onderscheidend vermogen of de reputatie van het merk;
  4. wanneer dat teken gebruikt wordt anders dan ter onderscheiding van waren of diensten, indien door gebruik, zonder geldige reden, van dat teken ongerechtvaardigd voordeel wordt getrokken uit of afbreuk wordt gedaan aan het onderscheidend vermogen of de reputatie van het merk.

 

Geen van deze gronden biedt echter een argument om voor Satudarah onwelgevallige perspublicaties tegen te houden. Immers, sub a en b zien alleen op het gebruik van het logo, of een logo dat daar sterk op lijkt, voor “dezelfde of soortgelijke waren of diensten”. Hiervan is in geval van een perspublicatie uiteraard geen sprake van. Als het gaat om perspublicaties zal een beroep op sub c (los van de vraag of Satudarah überhaupt heeft te gelden als ‘bekend merk’) en sub d ook vrijwel nooit mogelijk zijn, aangezien steeds de vraag gesteld moet worden of sprake is van een ‘geldige reden’. In een land waarin persvrijheid en vrijheid van meningsuiting essentiële grondrechten vormen, zal al snel sprake zijn van een ‘geldige reden’, waarmee een beroep op een intellectueel eigendomsrecht waarschijnlijk dan ook zal stranden.

Satudarah zal dan ook moeten accepteren dat de vrijheid die haar het bestaansrecht geeft, ook gebruikt kan worden om Satudarah, of motorbendes in het algemeen, te bekritiseren.

Heeft u nog vragen, neemt u dan contact op met Natascha van Duuren, Advocaat & partner IT, Privacy & Cybersecurity.