Deze instemming van de rechthebbende behoeft niet te blijken uit een (schriftelijke) verklaring van de rechthebbende, maar kan ook uit de omstandigheden worden afgeleid (“impliciete toestemming”). Op grond van de rechtspraak wordt impliciete toestemming echter niet snel aangenomen. Zo levert bijvoorbeeld het geval dat een rechthebbende gedurende langere tijd geen actie onderneemt (“stil zit”) op zichzelf nog geen impliciete toestemming op (zie het Davidoff-arrest van het Europese Hof van Justitie).

Voor goederen die eenmaal rechtmatig in de EER in het verkeer zijn gebracht geldt dat deze daarna vrij verhandeld mogen worden. Dit wordt de zogenaamde “uitputtingsregel” genoemd. Dit volgt onder meer uit het Europese beginsel van vrij verkeer van goederen, dat is opgenomen in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VwEU). In het Benelux-Verdrag inzake de Intellectuele Eigendom (“BVIE”) en de daaraan ten grondslag liggende Europese Harmonisatierichtlijn is bepaald dat deze uitputtingsregel niet geldt voor producten die buiten de EER op de markt zijn gebracht. Ook in de Nederlandse en Europese jurisprudentie wordt dit tot op heden als juist aangenomen. Sinds 10 oktober 2013 is deze “harde” regel echter enigszins ter discussie komen te staan. De Griekse rechter heeft toen prejudiciële vragen voorgelegd aan het Europese Hof van Justitie. Kern van deze vragen zien op het punt of uitputting eigenlijk wel aangenomen mag worden voor goederen die buiten de EER in het verkeer zijn gebracht. De verwachting is dat het Europese Hof van Justitie deze vraag binnenkort zal beantwoorden. Indien  het Europese Hof van Justitie van de EU binnenkort zou beslissen dat de uitputtingsregel ook buiten de EER geldt, zou dit zeer verstrekkende gevolgen hebben en bovendien in strijd zijn met de eerdere jurisprudentie. Dit is dan ook niet heel aannemelijk, maar niet uit te sluiten.

Vragen?

Heeft u vragen over dit artikel, neemt u dan contact op met ons team IT, Privacy & Cybersecurity.