Op basis van de richtlijn waren providers verplicht telecom- en e-mailgegevens op te slaan. Volgens het Hof is het mogelijk om aan de hand van deze gegevens te bepalen met wie en met welk middel een abonnee of geregistreerde gebruiker heeft gecommuniceerd, (2) te bepalen hoe lang de communicatie heeft geduurd en vanaf welke plek deze heeft plaatsgevonden en (3) de frequentie te kennen van de communicaties van de abonnee of de geregistreerde gebruiker met bepaalde personen gedurende een gegeven tijdvak.

 

Het Hof is van oordeel dat de richtlijn zich op bijzonder ernstige wijze inmengt in de fundamentele rechten op eerbiediging van het privéleven en op bescherming van persoonsgegevens. Voorts kan het feit dat het bewaren en het latere gebruik van de gegevens gebeurt zonder dat de abonnee of de geregistreerde gebruiker daarover wordt geïnformeerd, bij de betrokkenen het gevoel doen ontstaan dat constant toezicht wordt gehouden op hun privéleven, aldus het Hof. Volgens het Hof heeft de Uniewetgever met de vaststelling van de richtlijn hiermee de grenzen overschreden die ingevolge het evenredigheidsbeginsel in acht moeten worden genomen.  De omvangrijke en bijzonder ernstige inmenging in de betrokken grondrechten is niet voldoende ingeperkt om te garanderen dat deze inmenging daadwerkelijk tot het strikt noodzakelijke beperkt blijft.

Om deze en andere reden heeft het hof de Richtlijn met terugwerkende kracht ongeldig verklaard. Hiermee is de Europese plicht tot het hebben van een wet die het bewaren van telecomgegevens gebiedt dus vervallen. Het is echter Europese lidstaten te bepalen wat er gebeurt met de nationale wetgeving op dit gebied.

Staatssecretaris Teeven (Justitie) heeft aangegeven de Nederlandse wetgeving vooralsnog niet aan te gaan passen. Tijdens het vragenuurtje in de Tweede Kamer stelde Teeven vandaag: “Het is belangrijk dat je verkeersgegevens over internet en telefoongegevens over een bepaalde periode kan bewaren.

Mogelijk dat nog een interessante discussie kan ontstaan over de gevolgen voor strafzaken waarin dergelijke gegevens zijn of worden gebruikt. Teeven stelde namelijk dat de uitspraak van het Hof geen gevolgen zal hebben voor strafzaken waarbij telecomgegevens zijn gebruikt, of voor de werkwijze van de inlichtingendiensten. CBP-voorzitter Jacob Kohnstamm stelde echter eerder vandaag dat de uitspraak van het Hof wél vergaande gevolgen heeft of kan hebben voor de werkwijze van inlichtingendiensten. Voor beide standpunten lijkt wat te zeggen: het Hof heeft immers alleen geoordeeld over de richtlijn in kwestie, hetgeen geen direct gevolg heeft voor nationale wet- en regelgeving. Als echter rekening gehouden wordt met de geest van de uitspraak van het Hof, zou goed beargumenteerd kunnen worden dat de lidstaten reden hebben bestaande wetgeving (opnieuw) te toetsen op een mogelijk conflict met fundamentele burgerrechten.

Deze uitspraak van het Hof zal dan ook ongetwijfeld nog gevolgen gaan hebben. We houden u via deze weg op de hoogte van de ontwikkelingen.

Natascha van Duuren (Partner/advocaat IT,Privacy & Cybersecurity).

Vragen?

Heeft u vragen over deze richtlijn, neemt u dan contact op met Natascha van Duuren.