De allereerste

De eerste ons bekende discussie betreffende het auteursrecht vond ergens tussen 500-700 na Christus plaats in Ierland. Het hoeft geen verbazing te wekken dat het onderwerp van dispuut was een kopie van een Psalmmanuscript dat destijds een grote waarde vertegenwoordigde. De koning moest uiteindelijk het geschil beslechten en deed dit met de prachtige woorden “To every cow belongs her calf, therefore to every book belongs its copy.” Dit was het eerste gedocumenteerde geval van een auteursrechtgeschil, maar door sommigen wordt gesteld dat ook in de Oudheid men al een notie had van auteursrecht. In 600 voor Christus schreven de Grieken al over creativiteit en voortbrengselen van de geest. Ondanks dat er mogelijk in de Oudheid al aandacht was voor het idee van auteursrecht, werd het onderwerp pas echt relevant sinds de uitvinding van de boekdrukkunst. Vanaf de 15e eeuw zien we dan ook een toename van de aandacht voor het auteursrecht. Die aandacht kwam vooral uit de hoek van de Kerk. Toch duurde het dus tot 1710 voordat er een codificatie kwam die een coherente regeling gaf omtrent het auteursrecht. Naar de regeling van de ‘Statute of Anne’ kregen auteurs een 21 jaar durend monopolie op het verveelvoudigen van hun werken.

Frankrijk

Nederland heeft een verwarrende tijd gekend voor auteurs en makers van andere werken. Dit kwam doordat tijdens de Franse overheersing (1810-1813) er Franse wetgeving was ingevoerd in Nederland en deze vervolgens tussen 1814 en 1817 weer grotendeels werd teruggedraaid. De Fransen hadden de in Nederland ingevoerde Boekenwet van 1803, die de eerste nationale regeling op het gebied van het auteursrecht in Nederland was, vervangen door een veelvoud van Franse wetten en decreten. Na de Franse overheersing heerste er een periode van verwarring, waarin langzaam werd toegewerkt naar een nieuwe nationale wet. Hierin moest in ieder geval gebroken worden met het idee van kopijrecht dat vóór 1803 gold. Het kopijrecht beschermde namelijk alleen uitgevers van boeken en niet de auteurs.

Nationale regeling

Door de Auteurswet van 1817 kwam een einde aan deze onduidelijke situatie en werd er een nationale regeling aangenomen. Deze wet zou tot 1881 gelding hebben. In de Auteurswet van 1817 werd niet langer aan drukkers bescherming verleend, maar aan de auteurs. Deze bescherming gold voor een periode van 20 jaar na de dood van de auteur. Van 1881 tot 1912 was de Auteurswet van 1881 van toepassing. Deze wet verviel toen onze huidige Auteurswet van kracht werd: de Auteurswet van 1912. Vanaf 1912 is de Auteurswet verschillende malen aangepast en gemoderniseerd. Dit is echter niet de enige verandering op het gebied van het auteursrecht. De toenemende internationalisering leidde tot het sluiten van een aantal internationale verdragen op dit rechtsgebied. De belangrijkste hiervan is de eerder genoemde Berner Conventie (1886). Daarnaast zijn er onder andere nog het TRIPs-Verdrag (1994) en een aantal verdragen opgesteld door de World Intellectual Property Organization (WIPO) in Nederland van toepassing. Tenslotte gelden er nog een aantal uiterst belangrijke EG-richtlijnen. Deze internationale invloeden hebben geleid tot diverse wijzigingen van onze Auteurswet.

Vragen?

Heeft u vragen over De geschiedenis van het auteursrecht ,neemt u dan contact op met Natascha van Duuren, Advocaat/Partner IE/ICT-recht