Wat was het geval?

Diamond Invest heeft een bedrijfsruimte verhuurd aan De Veenbloem. Op grond van deze huurovereenkomst was De Veenbloem nog € 11.000 verschuldigd aan Diamond Invest. Laatstgenoemde heeft vervolgens op deze vordering een pandrecht gevestigd ten gunste van Megalim ter zekerheid van een vordering die Megalim op Diamon Invest had.

Megalim heeft op enig moment mededeling gedaan van het pandrecht aan De Veenbloem. Vanaf dat moment kon De Veenbloem alleen nog maar bevrijdend aan Megalim betalen. Megalim heeft De Veenbloem verzocht de verpande vordering aan haar te voldoen, maar zij weigerde dit. Uiteindelijk heeft Megalim de rechtbank verzocht het faillissement van De Veenbloem uit te spreken.

 

Oordeel rechtbank en gerechtshof

De rechtbank heeft het verzoek van Megalim afgewezen en overwoog daartoe dat onvoldoende duidelijk was geworden dat Megalim een schuldeiser van De Veenbloem was. Het enkele feit dat Megalim een pandrecht had op de vordering van Diamond Invest, maakte haar volgens de rechtbank niet bevoegd om als schuldeiser het faillissement van De Veenbloem aan te vragen. Ook het gerechtshof oordeelde dat de bevoegdheid tot het aanvragen van het faillissement van de schuldenaar bij de pandgever, in dit geval Diamond Invest, bleef en dat Megalim dit als pandhouder niet kon doen.

Hoge Raad

Megalim ging in cassatie tegen het oordeel van het gerechtshof dat de bevoegdheid tot het doen van een faillissementsaanvraag slechts aan de schuldeiser en niet aan de inningsbevoegde pandhouder toekomt. Zij stelde zich op het standpunt dat de inningsbevoegde pandhouder wel bevoegd is tot het aanvragen van faillissement, dan wel in ieder geval samen met de pandgever bevoegd is.

De Hoge Raad overweegt eerst dat wanneer het pandrecht aan de schuldenaar is medegedeeld, de pandhouder bevoegd is nakoming van de vordering te eisen en betalingen in ontvangst te nemen. Naar oordeel van de Hoge Raad omvat deze inningsbevoegdheid ook de bevoegdheid tot verhaal van de vordering op het vermogen van de schuldenaar. Daarbij mag de pandhouder, Megalim in dit geval, gebruik maken van de middelen die voor de mededeling van het pandrecht aan de pandgever toekwamen. Ook de bevoegdheid tot het aanvragen van het faillissement van de schuldenaar valt hieronder, aldus de Hoge Raad.

De pandhouder wiens pandrecht is medegedeeld aan de schuldenaar kan dan ook het faillissement van een schuldenaar aanvragen. De Hoge Raad doet er bovendien nog een schepje bovenop door te oordelen dat de pandgever nog slechts mét de toestemming van de pandhouder bevoegd is tot het aanvragen van het faillissement.

Dit arrest geeft pandhouders nog meer mogelijkheden, nu zij – na mededeling te hebben gedaan van hun pandrecht – ook tot de aanvraag van het faillissement van de schuldenaar kunnen overgaan, wanneer deze hun vordering onbetaald laat.

 

Vragen?

Heeft u vragen over dit artikel, neemt u dan contact op met ons team Ondernemingsrecht.