Roadmap vervanging Wet DBA

De laatste stand van zaken is te lezen in de brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (de heer Koolmees) en de staatsecretaris van Financiën (de heer Snel), genaamd Roadmap vervanging DBA. In deze brief wordt ingegaan op de maatschappelijke wens duidelijkheid te krijgen over de Wet DBA en meer specifiek wanneer er sprake is van een opdrachtrelatie, dan wel arbeidsrelatie.

De minister en de staatssecretaris benadrukken meerdere malen dat op korte termijn geen duidelijkheid zal ontstaan over de voornoemde problematiek. Zorgvuldig en in overleg met ‘veldpartijen’ (lees: vakorganisaties) moet worden bekeken op welke wijze de wetgever de ontstane problemen en onrust kan oplossen. Een nieuwe misser als de Wet DBA moet immers uit alle macht worden voorkomen.

Het in de brief geschetste tijdpad laat zien dat voor de zomer vanuit de minister en de staatssecretaris een ‘hoofdlijnenbrief’ aan de kamer wordt toegezonden. In deze brief wordt ingegaan op de te nemen maatregelen, zodat per 1 januari 2020 een nieuwe wet in werking kan treden. Om de maatschappij in de tussentijd enige houvast te bieden zal vóór 1 januari 2019 worden geprobeerd duidelijkheid te geven over het begrip gezagsverhouding.

Verruiming begrip ‘kwaadwillenden’

Totdat de nieuwe wet is bedacht, goedgekeurd en ingevoerd, wordt de handhaving van de Wet DBA tot 1 januari 2020 (opnieuw) opgeschort. Alleen bij ‘kwaadwillenden’ zal de Belastingdienst alsnog optreden. De brief van de minister en de staatssecretaris geeft blijk van een verruiming van het kwaadwillenden-begrip. Voorheen waren dat slechts evident kwaadwillenden die als oogmerk hebben door opzet, fraude of zwendel concurrentie te vervalsen of het economische of maatschappelijke verkeer te ontwrichten.

Vanaf 1 juli 2018 zal de Belastingdienst ook optreden als sprake is van kwaadwillenden die opzettelijk een situatie van evidente schijnzelfstandigheid laten ontstaan of laten voortbestaan. Wetenschap van een evidente schijnzelfstandigheid kan dus betekenen dat de opdrachtgever en/of opdrachtnemer kan worden gezien als kwaadwillend, met forse boetes of naheffingen van de Belastingdienst tot gevolg.

Daartoe zal overigens alleen worden overgegaan als de Belastingdienst alle drie de volgende criteria kan bewijzen:

  1. Er is sprake van een (fictieve) dienstbetrekking.
  2. Er is sprake van evidente schijnzelfstandigheid.
  3. Er is sprake van opzettelijke schijnzelfstandigheid.

Dit betekent dus een zware bewijslast voor de Belastingdienst.

Conclusie

De brief van de minister en de staatssecretaris biedt voorlopig enige houvast voor opdrachtgevers en -nemers om de bedrijfsvoering voort te zetten. Hoe de wet eruit gaat zien en of die overeenkomt met de kabinetsplannen, is uiteraard maar de vraag Uiteraard houden wij u op de hoogte van nieuwe ontwikkelingen.

Ondanks de opschorting van de handhaving van de Wet DBA is het voor opdrachtgevers en -nemers nog steeds van belang om onderling de verhoudingen richting elkaar duidelijk te maken, vast te leggen en hieraan in de praktijk uitvoering te geven. Enerzijds vanuit fiscaal oogpunt, ter voorkoming van boetes/naheffingen van de Belastingdienst in verband met het verruimde begrip ‘kwaadwillende’. Anderzijds om te voorkomen dat arbeidsrechtelijk sprake is van een (verkapt) dienstverband, met bijvoorbeeld ontslagbescherming of doorbetaling van loon tijdens ziekte voor de opdrachtnemer/werknemer tot gevolg. De basis daarvan is een goede overeenkomst van opdracht. Wij denken hierover graag met u mee.