Meer in het bijzonder ging het om de door het Hof gegeven uitleg van de begrippen “aanverwante artikelen” in het verplichtstellingsbesluit 1999 en “groothandel in levensmiddelen gericht op de binnen- en buitenhuishoudelijke markt” in de verplichtstellingsbesluiten 2005 en 2009. Deze verplichtstellingsbesluiten dienen volgens het Hof te worden uitgelegd volgens de zogenoemde ‘cao-norm’.

Casus

ISPC is als groothandel in levensmiddelen actief op uitsluitend de buitenhuishoudelijke markt. Dit wil zeggen: actief op de markt van horeca- en cateringbedrijven. Bpf GIL en ISPC geven beide een eigen uitleg aan het begrip “groothandel in levensmiddelen gericht op de binnen- en buitenhuishoudelijke markt”. Volgens de kantonrechter laat de zinsnede “binnen- en buitenhuishoudelijke markt” – zoals voorkomend in de omschrijving van de verplichtstellingsbesluiten – geen andere interpretatie toe dan dat een onderneming zowel aan de binnenhuishoudelijke als aan de buitenhuishoudelijke markt moet verkopen om als groothandel in levensmiddelen te kunnen worden aangemerkt. De kantonrechter oordeelde dat ISPC dus niet valt onder de reikwijdte van de verplichtstelling van Bpf GIL. Bpf GIL was het niet eens met de aan dat oordeel ten grondslag liggende motivering en stelde hoger beroep in.

In hoger beroep oordeelde het Hof dat op basis van uitsluitend een taalkundige interpretatie van de in deze kwestie geldende bepalingen zowel de door Bpf GIL voorgestane uitleg als de uitleg van ISPC kan worden verdedigd. Het Hof past vervolgens de zogenoemde ‘cao-norm’ toe voor de uitleg van de aan de orde zijnde bepalingen. Het Hof heeft deze cao-norm als volgt verwoord:

“4.4.2 Het hof stelt voorop dat voor de uitleg van de aan de orde zijnde bepalingen uit de verplichtstellingsbesluiten geldt dat in beginsel de bewoording daarvan en eventueel van de daarin behorende schriftelijke toelichting, gelezen in het licht van de gehele tekst van de verplichtstellingsbesluiten, van doorslaggevende betekenis zijn. Daarbij komt het aan op de betekenis die naar objectieve maatstaven volgt uit de bewoordingen waarin de verplichtstellingsbesluiten en de toelichting zijn gesteld. Bij deze uitleg kan onder meer acht worden geslagen op de elders in de verplichtstellingsbesluiten gebruikte formuleringen en op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de onderscheiden, op zichzelf mogelijke tekstinterpretaties zouden leiden.”

Ondanks deze uitlegmaatstaf kwam zowel het Hof als de Hoge Raad tot de slotsom dat ISPC niet valt onder reikwijdte van de verplichtstelling van Bpf GIL.

Cao-norm

De cao-norm is door de Hoge Raad in 1993 voor het eerst toegepast voor de uitleg van de bepalingen van een collectieve arbeidsovereenkomst (cao). De Hoge Raad oordeelde dat voor de uitleg van een cao de bewoordingen van een bepaling, gelezen in het licht van de gehele tekst van die overeenkomst, in beginsel van doorslaggevende betekenis is. Nadien is de cao-norm in diverse arresten verder ontwikkeld en verduidelijkt. Daaruit volgt dat bij toepassing van de cao-norm het om een objectieve uitleg gaat van een overeenkomst of regeling. Deze uitleg richt zich niet alleen op de tekst van een overeenkomst of regeling, maar kan ook naar andere, objectief vast te stellen, factoren verwijzen. Slechts een taalkundige uitleg volstaat dus niet.

De cao-norm dient volgens de Hoge Raad voor de uitleg van bepalingen te worden toegepast in gevallen waarin derden aan een overeenkomst of regeling worden gebonden zonder dat zij invloed hadden op de totstandkoming ervan en zich dus bij de uitleg slechts kunnen baseren op objectief kenbare gegevens. Daarnaast is de noodzaak van een uniforme uitleg van een bepaling in een veelvoud van rechtsverhoudingen, bepalend voor de toepassing van de cao-norm. Zo heeft de Hoge Raad deze uitlegmaatstaf ook in 2004 toegepast in zijn arrest Stichting Pensioenfonds DSM-Chemie/Fox inzake de verhouding tussen een werknemer en een pensioenverzekeraar. In deze verhouding is de werknemer namelijk eveneens een derde ten opzichte van de door de werkgever en de pensioenverzekeraar gemaakte afspraken.

Samenvatting

Het gaat in deze zaak om de uitleg van bepalingen in de verplichtstellingsbesluiten van Bpf GIL. Waar de kantonrechter in eerste instantie slechts een taalkundige uitleg gaf van deze bepalingen, oordeelde het Hof en de Hoge Raad dat voor de uitleg de cao-norm moet worden toegepast. Dit, omdat een verplichtstellingsbesluit een regeling is die de rechtspositie van derden beïnvloedt, zonder dat die derden zelf invloed hebben gehad op de inhoud of de formulering daarvan en zich dus bij de uitleg slechts kunnen baseren op objectief kenbare gegevens.