Vergoeding

Commerciële partijen die passagiers in het geval van vertraging of annulering van hun vlucht bijstaan in het verhalen van de compensatie op de luchtvaartmaatschappij, hebben er belang bij de luchtvaartmaatschappij af te schilderen als de boeman die er alles aan zou doen onder zijn verplichtingen uit te komen. Er wordt veelal aan voorbij gegaan dat luchtvaartmaatschappijen dienstverleners zijn die de rechten van hun passagiers hoog in het vaandel hebben staan. De luchtvaartmaatschappijen komen de passagiers in geval van vertraging van hun vlucht op alle mogelijke manieren tegemoet. Niet zelden wordt geheel onverplicht voor overboeking op de eerst mogelijke alternatieve vlucht gezorgd. De luchtvaartmaatschappij vergoedt in een dergelijk geval de volledige ticketprijs – die veel hoger is dan het oorspronkelijke ticket – van de alternatieve vlucht. Is het redelijk dat passagiers daarnaast aanspraak hebben op een vergoeding die kan oplopen tot een bedrag van € 600? Een bedrag dat in sommige gevallen zelfs de oorspronkelijke ticketprijs overstijgt. Het hoeft geen verder betoog dat de financiële consequenties voor luchtvaartmaatschappijen, die sinds de crisis vaak toch al in zwaar weer verkeren, aanzienlijk zijn.

Rechten passagiers

Daar komt bij dat het nodige valt in te brengen tegen de huidige regelgeving waar de rechten van de passagiers op worden gebaseerd. De Europese verordening 261/2004, die de rechten van luchtvaartpassagiers regelt, kent uitsluitend een compensatie toe aan passagiers van een geannuleerde vlucht. In het ‘Sturgeon’-arrest van het Europese Hof van Justitie zijn de regels voor compensatie eveneens van toepassing verklaard op vertraagde vluchten. De vraag rijst of het aan het Hof is om de toepassing van de verordening dusdanig uit te breiden en daarmee op de stoel van de Europese wetgever te gaan zitten. Inmiddels heeft het Hof in het ‘Nelson-TUI’-arrest het ‘Sturgeon’-arrest bevestigd. Dit neemt niet weg dat vraagtekens blijven bestaan over de huidige toepassing van de verordening in geval van vertragingen. In de praktijk rijzen diverse vragen; de regels over compensatie zijn immers niet geschreven voor vertragingen. Indien luchtvaartmaatschappijen weigeren compensatie uit te keren, is vrijwel altijd sprake van een onduidelijke situatie over toepassing van de verordening of leidt de toepassing tot een onbillijke situatie. De gang naar de rechter is in dat geval nodig om duidelijkheid te verschaffen. Bovendien zijn luchtvaartmaatschappijen in bepaalde overmachtssituaties niet gehouden tot het betalen van compensatie. Aangezien veel passagiers dit niet willen accepteren, zelfs ten tijde van de vulkaanuitbarsting op IJsland zijn diverse claims ingediend, leiden ook dergelijke gevallen tot rechtszaken. Met onwelwillendheid van de luchtvaartmaatschappijen heeft dit niets te maken.

Herziening

Er is behoefte aan herziening van de verordening door de Europese wetgever. Een uitgebalanceerde regeling waarbij bijvoorbeeld de vergoeding afhankelijk is van de duur van de vertraging en een duidelijke omschrijving van de overmachtssituaties, zou een groot nadeel voor de luchtvaartmaatschappijen kunnen opheffen. Er is inmiddels een voorstel van de Europese Commissie tot herziening van verordening 261/2004. Eén van de voorgestelde wijzigingen is het oprekken van de duur van de vertraging alvorens men recht heeft op vergoeding. Voor lange afstandsvluchten betekent dit een verlenging van de termijn van 3 uur naar 12 uur. Uit deze voorgestelde wijziging volgt al hoe onbillijk de toepassing van de huidige regeling door de Europese Commissie wordt geacht en dat een herziening ook in haar visie hoognodig is. Het wachten is op Europa. De luchtvaartmaatschappijen maar ook de passagiers zullen gebaat zijn bij een verduidelijking van de regelgeving.

Vragen?

Heeft u vragen over passagiersrechten in de luchtvaart, neemt u dan contact op met ons team ondernemingsrecht.