De casus:

Het ging hier om een loonkostensubsidie op grond van de Reïntegratie Verordening Wet werk en bijstand 2004 van de gemeente Utrecht. In de nadere voorwaarde, vervat in een bijlage, had de gemeente bepaald dat vóór 1 maart van het jaar volgend op het jaar waarover subsidie is betaald een einddeclaratie dient te worden opgesteld. Nadat de subsidieontvanger bijna het gehele bedrag al als voorschot had ontvangen, heeft hij kennelijk geen oog meer gehad voor deze nadere verplichting. Het gevolg daarvan is dat de gemeente zijn subsidie op grond van artikel 4:46 Algemene wet bestuursrecht achteraf lager heeft vastgesteld, namelijk op nul. Het werd dus geheel teruggevorderd.

Zware gevolgen in stand gelaten

In bezwaar en beroep viste de subsidieontvanger al achter het net en zo ook in hoger beroep bij de ABRvS. De hoogte bestuursrechter in dezen overweegt namelijk dat het niet onevenredig is om de subsidie op nul vast te stellen. Een subsidieontvanger dient dus te beseffen dat hij ook gebonden is aan in lagere regelingen vastgelegde bijkomende verplichtingen en dat het daardoor lager vaststellen van de subsidie afstandelijk door de ABRvS wordt getoetst. Opmerkelijk in casu is dat de zware gevolgen die dit met zich meebrengt hiermee in stand worden gelaten, ook al is tijdens de beslissing op bezwaar duidelijk geworden dat de subsidie wel voor de juiste activiteiten is aangewend. Een subsidieontvanger schiet zichzelf dus in de voet wanneer hij dit niet tijdig aantoont.

Vragen?

Heeft u vragen over subsidieverplichtingen, neemt u dan contact op met ons team vastgoed