In deze kwestie, die al jaren speelt, hebben zowel de ondernemer als de OR de kantonrechter verzocht om uitsluiting van een OR-lid. De ondernemer omdat hij meent dat het OR-lid het overleg met de ondernemer ernstig belemmert. De OR omdat het OR-lid de werkzaamheden van de OR zou belemmeren. Welk gedrag werd het OR-lid verweten? Er was sprake van een vertrouwensbreuk, onder meer veroorzaakt doordat het OR-lid tijdens overleggen ongenuanceerde uitlatingen deed die niet door de andere OR-leden werden ondersteund, en hij vanuit de financiële commissie waarin hij zitting had vertrouwelijk informatie lekte naar andere OR-leden. Daarnaast wist hij zijn rollen als vakbondslid en OR-lid niet goed te scheiden, hield hij zich niet aan de spelregels en maakte hij een misplaatste opmerking over de huidskleur van een systeembeheerder in een vergadering in aanwezigheid van de bestuurder. De kantonrechter heeft het verzoek tot uitsluiting van het OR-lid voor de duur van de periode waarvoor hij was verkozen, toegewezen. Het OR-lid is vervolgens in beroep gegaan bij het hof.
In ons blog “Een gewaarschuwd OR-lid …” hebben wij toegelicht op welke gronden het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden het OR-lid in het gelijk stelde. Het hof oordeelde onder meer dat uitsluiting wegens ernstige belemmering een laatste middel (‘ultimum remedium’) is, waarvoor het OR-lid gewaarschuwd had moeten worden. Het OR-lid verdiende nog een (laatste) kans. Zowel de werkgever als de OR gingen in cassatie bij de Hoge Raad.
De Hoge Raad oordeelde vervolgens dat voor toewijzing van een verzoek tot uitsluiting van een lid van de OR in beginsel niet vereist is dat het lid van de OR door de ondernemer of OR één of meermalen is gewaarschuwd dat hij het hem verweten gedrag dient na te laten. Dat betekende echter niet dat de werkgever en de OR in het gelijk werden gesteld. Het ontbreken van een (laatste) waarschuwing speelt weliswaar een rol bij de beoordeling van de vraag of uitsluiting terecht zou zijn, maar het gaat met name om de aard en de ernst van de verweten gedragingen, aldus de Hoge Raad. In dit geval vond de Hoge Raad niet dat het gedrag van het OR-lid het overleg met de ondernemer en het functioneren van de OR dusdanig ernstig belemmerde dat uitsluiting gerechtvaardigd zou zijn. Ook heeft de Hoge Raad nog eens bevestigd dat het uitspreken van een afwijkende mening of het innemen van een minderheidsstandpunt op zich niet kwalificeren als een ernstige belemmering van de gang van zaken binnen de OR.
Vragen?
Heeft u te maken met een ‘ongeleid projectiel’ in uw OR? Wij denken graag met u mee over een passende aanpak.
Montse Rodríguez Escudero, advocaat Arbeid, Medezeggenschap & Mediation
Barbara van Dam-Keuken paralegal Arbeid, Medezeggenschap & Mediation