De arbeidsovereenkomst van een langdurig zieke docent is met toestemming van UWV opgezegd. De docent is 64 jaar en ontvangt een IVA-uitkering. UWV verwacht dat de docent niet tijdens zijn werkzame leven zal herstellen en dat hij niet kan terugkeren op de arbeidsmarkt. Omdat de school waar hij werkzaam was hem geen transitievergoeding uitbetaalt, vraagt de docent aan de kantonrechter om de school te veroordelen tot betaling van de wettelijke transitievergoeding van € 73.541,42. De kantonrechter vindt dat de wettelijke berekening van de transitievergoeding in dit geval tot een onredelijke uitkomst leidt. Hij oordeelt dat de docent slechts recht heeft op 1/3e van de wettelijke transitievergoeding. De school moet de werknemer € 25.000,- bruto betalen.

De kantonrechter wijst op de achterliggende gedachte van de transitievergoeding: de transitievergoeding biedt enerzijds een compensatie voor het ontslag en anderzijds vergemakkelijkt zij de overgang naar een andere baan. De docent zal niet meer terugkeren op de arbeidsmarkt. De kantonrechter vindt dit vergelijkbaar met een AOW-gerechtigde werknemer. Als de arbeidsovereenkomst van deze laatste wordt opgezegd, ontvangt deze géén transitievergoeding. Echter, waar de AOW-gerechtigde werknemer tot zijn AOW een volledig inkomen geniet, heeft de arbeidsongeschikte docent in deze casus vanaf de ontslagdatum een gereduceerd inkomen. Daarom kent de kantonrechter hem een beperkte transitievergoeding toe.

De kantonrechter heeft als een typische “vrederechter” recht gesproken. Wat mij betreft is deze uitspraak realistisch en in balans. De uitspraak laat in ieder geval zien dat de kantonrechter gebruik maakt van zijn wettelijke bevoegdheid een beperkte transitievergoeding toe te kennen.

Vragen?

Heeft u nog vragen, Neemt u dan contact op met Henriëtte van Baalen, Partner, Advocaat & Mediator, Arbeid, Medezeggenschap & Mediation.