De zaak kwam even later voor de Amerikaanse rechter.

Naar Nederlands recht omschrijft artikel 1 van de Auteurswet het auteursrecht als: “(…) het uitsluitend recht van den maker van een werk van letterkunde, wetenschap of kunst, of van diens rechtverkrijgenden, om dit openbaar te maken en te verveelvoudigen, behoudens de beperkingen, bij de wet gesteld”. In de rechtspraak is bepaald dat een werk een eigen, oorspronkelijk karakter dient te hebben en voorts de persoonlijke stempel van de maker moet dragen.[1] Het eerste criterium houdt in dat de vorm/creatie niet ontleend mag zijn aan die van een ander werk. Het tweede criterium geeft dat hetgeen er wordt gevormd/gecreëerd resultaat moet zijn van scheppende menselijke arbeid en creatieve keuzes, ook wel een voortbrengsel van de menselijke geest.[2]

De zaak rondom de ‘selfie aap’ ging naar de hogere rechter en dit leidde in 2017 tot een schikking. De fotograaf had de foto opgenomen in een fotoboek. Een deel van de opbrengsten van het boek zou hij doneren aan een natuurreservaat in Indonesië. Het Hof van Beroep voor het 9e circuit deed alsnog dat jaar uitspraak in het voordeel van Slater (ten aanzien van enkele formele punten). Het Amerikaanse Auteursrechtenbureau gaf overigens in 2014 al aan dat werken gemaakt door onder andere dieren niet in aanmerking komen voor auteursrechtelijke bescherming.

Het lijkt evident dat er helemaal geen sprake was van auteursrecht. Ten eerste omdat een dier geen rechtssubject is, waardoor een aap geen auteursrechten kan claimen. Ten tweede is er geen sprake van ‘menselijke arbeid’ als bedoeld in de Auteurswet. De foto’s zijn immers niet gemaakt door Slater zelf.

Met het oog op de technologische ontwikkelingen zal deze vraag, of er naast een voortbrengsel van de menselijke geest ruimte is voor creaties door niet-mensen, nog vaker terugkomen. Neem bijvoorbeeld de robot genaamd Sophia, gecreëerd door Hanson Robotics in samenwerking met ontwikkelaars van kunstmatige intelligentie. Door de AI (“Artificial Intelligence”) software is Sophia in staat om dicht in de buurt te komen van menselijke intelligentie. Indien Sophia een werk creëert, is er dan wel sprake van auteursrecht en aan wie komen de auteursrechten toe?

Het huidige auteursrecht lijkt geen sluitend antwoord te hebben op deze (toekomstige) vragen. Het auteursrecht ziet immers duidelijk op een creatie die het resultaat is van scheppende menselijke arbeid en creatieve keuzes. Bovendien is een robot op grond van Boek 2 BW niet gekwalificeerd als rechtspersoon. Mocht de AI robot Sophia toch nieuwe werken in de zin van de Auteurswet creëren, dan zou er nog wel gedacht kunnen worden aan enkele specifieke uitzonderingsbepalingen in de Auteurswet. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan artikel 7 Aw. Hierin is het werkgeversauteursrecht geregeld. Dit artikel brengt mee dat de auteursrechten op  door werknemers gecreëerde werken aan de werkgever toekomen, mits het creëren van de betreffende werken  tot de normale taakuitoefening van de werknemer behoort. Deze bepaling komt gezien de huidige stand van zaken, dichtbij de relatie tussen robot en de maker. Deze bepaling gaat echter uit van een dienstverband. Om van een dienstverband te kunnen spreken zou  sprake moeten zijn van een arbeidsovereenkomst en het betalen van loon. Deze bepaling biedt hiermee geen uitkomst voor robots.

Ook andere huidige mogelijke “escapes” in de wet, bijvoorbeeld artikel 6 Aw. en 8 Aw., lijken onvoldoende houvast te bieden. Zo kent artikel 6 Aw. het auteursrecht toe aan degene “onder wiens leiding en toezicht” het werk tot stand is gekomen. Maar is er sprake van dergelijk “leiding en toezicht” bij een zelflerende robot? En artikel 8 Aw. kent het auteursrecht in bepaalde omstandigheden toe aan de onderneming uit wiens naam een werk wordt openbaar gemaakt. Ook dit artikel lijkt onvoldoende duidelijkheid te bieden met het oog op de handelswijze van (toekomstige) robots. Het is bijvoorbeeld maar zeer de vraag of een robot die – bij wijze van voorbeeld – kunstwerken maakt in de openbare ruimte deze openbaar maakt “als afkomstig van de de onderneming” als bedoeld in de zin van dit artikel.

Samenvattend: ervan uitgaande dat robots in groot tempo verder worden ontwikkeld en hun intelligentie de intelligentie van de mens (verder) zal overtreffen, zou de wetgever kunnen denken aan een herziening van de bepalingen uit de Auteurswet. Anderzijds heeft de Auteurswet uit 1912 ook de komst van het internet overleefd. Daar is echter veel rechtspraak voor nodig geweest, hetgeen voor robots wellicht met een enkele (aanvullende) bepaling kan worden voorkomen.

[1] HR 04-01-1991, NJ 1991, 608 (Van Dale/Romme)

[2] HR 30-05-2008, NJ 2008, 556  (Endstra-tapes)

Vragen?

Heeft u vragen over dit artikel, neemt u dan contact op met ons team IT, Privacy & Cybersecurity.