De OR heeft instemmingsrecht als de besluitvorming ziet op een voorziening die gericht is op of geschikt is voor waarneming van of controle op aanwezigheid, gedrag of prestaties van de in de onderneming werkzame personen (artikel 27 lid 1 onderdeel l WOR).
Als uitgangspunt heeft te gelden dat een werknemer recht heeft op privacy, ook op de werkvloer. De werkgever kan dan ook niet zomaar zijn personeel volgen. In de Wet bescherming Persoonsgegevens is geregeld dat de werkgever onder bepaalde voorwaarden zijn werknemers mag controleren, ook wanneer dit een inbreuk op diens privacy tot gevolg heeft. Zo is b.v. onder bepaalde voorwaarden heimelijke controle (bijvoorbeeld met een verborgen camera) toegestaan. Uitgangspunt is dat het middel passend moet zijn en een redelijk doel moet dienen. De OR kan vragen stellen als:
- Wat is de reden om het personeelsvolgsysteem in te zetten?
- Is binnen de organisatie bekend welk gedrag niet wordt getolereerd?
- Is dit de enige mogelijke manier om het gewenste doel te bereiken, of kan dit ook op een manier gebeuren die minder inbreuk maakt op de privacy van de medewerkers?
- Is voldoende gewaarborgd dat de controle niet lichtvaardig wordt ingezet?
- Weegt het belang van de bestuurder zwaarder dan het belang van de werknemers?