Prijzen van bouwmaterialen rijzen de pan uit

Producenten en leveranciers kunnen prijsstijgingen op grond van hun (algemene) leveringsvoorwaarden meestal wel aan hun afnemers doorberekenen. Aannemers hebben daarentegen vaak een vaste aanneemsommen (‘prijs vast’) met de opdrachtgever afgesproken. Voor ‘normale’ prijsstijgingen wordt in aannemingsovereenkomsten ook nog wel eens een risicoregeling opgenomen, maar die ziet zelden toe op extreme prijsstijgingen. Komen dergelijke prijsstijgingen dan voor rekening van de aannemer of is er nog een escape?

Wet

Artikel 7:753 Burgerlijk Wetboek bepaalt dat de rechter op vordering van de aannemer de prijs aan de prijsverhoging kan aanpassen. Daarvoor moet sprake zijn van (i) kostenverhogende omstandigheden (ii) die na het sluiten van de overeenkomst zijn ontstaan (iii) zonder dat dat aan de aannemer kan worden toegerekend en (iv) waarmee bij het bepalen van de prijs geen rekening hoefde te houden.

Artikel UAV en UAV-GC

In paragraaf 47 van de UAV 2012 is een soortgelijke regeling voor kostenverhogende omstandigheden opgenomen. Het gaat dan om omstandigheden (i) waarmee bij het aangaan van de overeenkomst geen rekening behoefde te worden gehouden, (ii) die de aannemer niet kunnen worden toegerekend en die (bovendien) de kosten van het werk aanzienlijk verhogen.

De vraag is dan wat ‘aanzienlijk’ is. Daarvoor geldt geen vast criterium. Een en ander is, zoals wel vaker in het recht, afhankelijk van alle omstandigheden van het  geval. Uit jurisprudentie van de Raad van Arbitrage in Bouwgeschillen kan worden afgeleid dat een stijging van 5% van de totale aanneemsom (dus niet van een grondstof of een bepaald materiaal) als aanzienlijk kan worden aangemerkt.

Is sprake van kostenverhogende omstandigheden, dan heeft de aannemer recht op bijbetaling.

De UAV-GC kent nog weer een andere regeling. Op grond van paragraaf 44 heeft de aannemer alleen recht op kostenvergoeding indien “zich een onvoorziene omstandigheid voordoet van dien aard dat de Opdrachtgever naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet mag verwachten dat de Overeenkomst ongewijzigd in stand blijft”. Een onvoorziene omstandigheid is een omstandigheid die zich na het sluiten van de overeenkomst heeft voorgedaan en waarmee bij het sluiten van de overeenkomst geen rekening behoefde te worden gehouden. Die moet dan bovendien van dien aard zijn dat de wederpartij naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet mag verwachten. Een beroep op onvoorziene omstandigheden wordt, vooral vanwege de laatste eis, maar zelden gehonoreerd.

Conclusies

Prijsverhogingen die het gevolg zijn van omstandigheden die na het sluiten van de overeenkomst zijn ontstaan en waarmee bij het aangaan van de overeenkomst ook geen rekening behoefde te worden gehouden, kunnen op grond van de wet aan de opdrachtgever worden doorberekend. Op grond van de UAV kan dat (alleen) indien daardoor sprake is van een aanzienlijke prijsstijging.

Inmiddels zijn tal van de huidige prijsverhogende omstandigheden wel voorzienbaar (corona, sluiting van sommige fabrieken). Daarmee zal bij het aangaan van nieuwe overeenkomsten dan ook rekening (moeten) worden gehouden. Prijsverhogingen als gevolg van deze bekende omstandigheden zullen dan ook niet op de opdrachtgever kunnen worden afgewenteld, prijsverhogingen door nieuwe onvoorziene omstandigheden (mogelijk weer) wel.

Per van der Kooi

Advocaat vastgoed- en huurrecht