Partijen bij een franchiseovereenkomst dienen zich volgens de wet jegens elkaar te gedragen volgens de regels van de redelijkheid en billijkheid. Wat dat precies inhoudt, wordt mede bepaald door de algemeen erkende rechtsbeginselen, de in Nederland levende rechtsovertuigingen en de maatschappelijke en persoonlijke gevallen die in het concrete geval zijn betrokken. Dat kan betekenen dat een franchisegever of franchisenemer iets moet doen of nalaten, hoewel dat niet met zoveel woorden in de franchiseovereenkomst staat beschreven.

Per 1 januari 2021 is er door de invoering van de Wet franchise een specifiek op franchise gerichte bepaling ingevoerd die toeziet op de gedragingen van franchisegevers en franchisenemers. Zo bepaalt artikel 7:912 van het Burgerlijk Wetboek (‘BW’) dat franchisegevers en franchisenemers zich jegens elkaar dienen te gedragen als een ‘goed franchisegever’ en een ‘goed franchisenemer’. Volgens de wetgever drukt de formulering van artikel 7:912 BW uit dat de franchisegever en de franchisenemer zich hebben te gedragen zoals een ‘behoorlijk persoon’ zich jegens een ander gedraagt. Welk gedrag daarbij wenselijk is, hangt af van de omstandigheden van het geval, zoals het type franchiseformule, de branche waarin partijen actief zijn, de grootte van de franchiseketen en hoe ervaren partijen zijn. Dat betekent dat bepaald gedrag in de ene situatie aanvaardbaar kan zijn, terwijl datzelfde gedrag in een andere situatie niet aanvaardbaar is.

Alhoewel er al andere (algemene) bepalingen in de wet zijn opgenomen over hoe partijen zich jegens elkander dienen te gedragen, meent de wetgever dat het goed is om via artikel 7:912 BW ook nog een specifiek op franchise gerichte bepaling op te nemen in de wet. Gezien de aard en inhoud van deze reeds bestaande (algemene) bepalingen is het de vraag of artikel 7:912 BW uiteindelijk tot een andere beoordeling zal leiden bij een rechter. Feit is natuurlijk wel dat door een dergelijk franchise-specifiek beding op te nemen in de wet zowel de franchisegever als de franchisenemer er waarschijnlijk extra op geattendeerd worden hoe zij zich dienen de gedragen in de franchisesamenwerking. En dat kan op zichzelf al een positieve uitwerking hebben op de branche ten opzichte van de reeds bestaande (algemene) wettelijke bepalingen die voor niet-juristen waarschijnlijk te cryptisch en algemeen zijn omschreven.

Aangezien de Wet franchise per 1 januari 2021 van kracht is geworden, dienen franchisegever en franchisenemer vanaf die datum volledig aan artikel 7:912 BW te voldoen. Zoals hiervoor toegelicht, betekent dat dus niet dat zij zich daarvoor niet als goed franchisegever en goed franchisenemer moesten gedragen. Wel is de invoering van artikel 7:912 BW natuurlijk een goede aanleiding om het eigen gedrag goed tegen het licht te houden. En te blijven houden!

Vragen?

Heeft u vragen over franchise, neemt u dan contact op met Menno de Wijs.