Belangen van de aandeelhouders

Dat het in een strijd tussen aandeelhouders en bestuur al eens eerder mis ging, volgt onder meer uit de perikelen rond ABN AMRO destijds. Toen streefden de aandeelhouders van de toenmalige bank een zo hoog mogelijke opbrengst na. Dit leidde echter uiteindelijk tot het opsplitsen en later het privatiseren van de bank.

Uitgangspunt is dat het bestuur van de naamloze vennootschap belast is met het besturen van de vennootschap. Het dient zich daarbij te richten naar het belang van de vennootschap en de met haar verbonden onderneming. Daarnaast volgt uit de wet dat de statuten kunnen bepalen dat het bestuur zich dient te gedragen naar de aanwijzingen van een orgaan van de vennootschap. Een van deze organen is bijvoorbeeld de algemene vergadering van aandeelhouders. Het is juist deze bepaling die voor spanningen kan zorgen in situaties zoals nu met Akzo Nobel waar (een deel van) de aandeelhouders en het bestuur tegenover elkaar staan.

Uit de Nederlandse Corporate Governance Code blijkt met betrekking tot de positie van de aandeelhouder het volgende:

“Aandeelhouders kunnen bij hun handelen hun eigen belangen nastreven, zolang zij zich ten opzichte van de vennootschap, haar organen en hun mede-aandeelhouders gedragen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid. Hieronder valt de bereidheid om met de vennootschap en mede-aandeelhouders in dialoog te gaan. Hoe groter het belang is dat een aandeelhouder in de vennootschap houdt, des te groter is zijn verantwoordelijkheid jegens de vennootschap, mede-aandeelhouders en andere stakeholders. Institutionele beleggers zijn verantwoordelijk jegens hun achterliggende begunstigden om op zorgvuldige en transparante manier te beoordelen op welke wijze zij gebruik maken van hun rechten als aandeelhouder van vennootschappen.”

Ook uit de jurisprudentie lijkt te volgen dat een aandeelhouder in beginsel gerechtigd is zijn eigen belang na te streven. Dit is echter niet zonder enige beperking. Van de aandeelhouder kan bijvoorbeeld ook worden verwacht dat hij zijn stemrecht gebruikt onder afweging van alle bij de vennootschap betrokken belangen.

Verhouding bestuur en aandeelhouders

In een situatie als bij ABN AMRO en nu ook Akzo Nobel wordt de verhouding tussen het bestuur en de aandeelhouders op scherp gesteld. Met de beschikking van de Ondernemingskamer van maandag 29 mei jl. wordt bevestigd hoe de verhoudingen tussen deze twee organen liggen.

Het verzoek van de aandeelhouder is afgewezen. Daartoe overweegt de Ondernemingskamer dat het verzoek tot het houden van een buitengewone algemene vergadering van aandeelhouders met als enig agendapunt het ontslag van Burgmans als commissaris van Akzo Nobel feitelijk was gericht op het uitoefenen van zeggenschap over de strategie van Akzo Nobel. Het bepalen van de strategie is echter voorbehouden aan het bestuur van de vennootschap, onder toezicht van de Raad van Commissarissen.

Het was dan ook aan het bestuur van de vennootschap te reageren op de voorstellen van PPG en het bestuur diende zich daarbij – op grond van de wet – te richten naar het belang van de vennootschap en de daarbij verbonden onderneming. Aandeelhouders kunnen geen aanspraak maken op voorafgaande zeggenschap daarover, zodat het bestuur in beginsel kan volstaan met het achteraf afleggen van verantwoording aan de algemene vergadering van aandeelhouders.

De Ondernemingskamer heeft in deze zaak geconstateerd dat het besluit tot afwijzing van de voorstellen van PPG niet lichtvaardig is genomen. Daartoe heeft meerdere malen overleg plaatsgevonden en bovendien is extern advies ingewonnen. Deze feiten geven naar het oordeel van de Ondernemingskamer geen aanleiding tot de conclusie dat het bestuur van Akzo Nobel onvoldoende oog zou hebben gehad voor de belangen van de aandeelhouders of andere stakeholders.[1]

En nu?

De beschikking van de Ondernemingskamer is volledig in lijn met de geldende jurisprudentie en in dat opzicht dan ook geen verrassing. Echter, de zaak is hiermee vermoedelijk niet tot een einde gekomen. De Ondernemingskamer constateert namelijk ook dat het besluit tot afwijzing van de voorstellen voor een verwijdering tussen de aandeelhouders en Akzo Nobel heeft gezorgd. Dat is naar het oordeel van de Ondernemingskamer iets dat niet genegeerd kan worden, zodat het bestuur en de Raad van Commissarissen zullen moeten nadenken over een oplossing.

Daarnaast laat de Ondernemingskamer in het midden of de mate waarin en de wijze waarop Akzo Nobel aan haar aandeelhouders verantwoording heeft afgelegd over de afwijzing van de voorstellen van PPG een gegronde reden is om aan een juist beleid en een juiste gang van zaken te twijfelen.

Wordt ongetwijfeld vervolgd.

[1] Persbericht Gerechtshof Amsterdam (OK), d.d. 29 mei 2017

Vragen?

Heeft u vragen over dit artikel, neemt u dan contact op met ons team Ondernemingsrecht.