Net als het pensioen heeft deze nieuwe wet drie pijlers:

  1. Keuzerecht voor de uitkering van een bedrag ineens: er wordt een keuzemogelijkheid geïntroduceerd om op de pensioeningangsdatum een deel van de waarde van de aanspraken op Ouderdomspensioen of oudedagsvoorzieningen als bedrag ineens op te nemen. Hiermee wordt beoogd bij de start van de pensioenuitkering meer flexibiliteit te bieden in de aanwending van het (eigen) pensioenvermogen. Dit biedt deelnemers de mogelijkheid om in de eerste jaren na hun pensioeningangsdatum een hoger bedrag op te nemen dan in de jaren daarna. Op deze wijze kan de uitkering van het pensioen worden afgestemd op de levenssituatie en de bestedingsbehoefte van de deelnemer. Het bedrag dat ineens kan worden aangewend is maximaal 10% van de waarde van de aanspraken op ouderdomspensioen.
  2. Tijdelijke versoepeling van de RVU-heffing: er geldt een zogenaamde RVU-heffing van 52% voor de bijdragen en premies van verkapte VUT-regelingen (regelingen die nagenoeg uitsluitend tot doel hebben de periode tot de AOW-gerechtigde leeftijd financieel te overbruggen). Deze RVU-heffing komt tijdelijk te vervallen voor bedragen tot de (netto) AOW, zodat werkgevers het mogelijk kunnen maken voor werknemers die niet gezond kunnen werken tot hun AOW-gerechtigde leeftijd eerder te stoppen met werken.
  3. Uitbreiding fiscale ruimte voor (bovenwettelijk) verlofsparen: er wordt meer fiscale ruimte geboden om bovenwettelijk verlof op te sparen zonder dat de werkgever daarover loonheffing hoeft te betalen. Na inwerkintreding van de nieuwe wet kan iedere werknemer tot 100 weken belastingvrij bovenwettelijk verlof sparen. Dit verlof kan worden ingezet bij het eerder stoppen met werken. Dit betekent dat werknemers wel in dienst blijven (met recht op loon), maar door de opname van het verlof minder werkzaamheden hoeven uit te voeren.

Deze drie maatregelen zijn onderdeel van het Pensioenakkoord waarin afspraken zijn gemaakt over de vernieuwing van het stelsel van arbeidsvoorwaardelijke pensioenen. Deze maatregelen zien specifiek op de pensioendatum, het wordt mogelijk voor werknemers eerder te stoppen met werken. Een nadere toelichting is terug te lezen in de blog “Eerder stoppen met werken: het kan”.

Wat betekent dit voor werkgevers? 

In de praktijk komen wij veel werkgevers tegen die graag medewerking zouden verlenen aan een vroegpensioen. Daar zijn verschillende redenen voor, werknemers die zelf eerder willen stoppen met werken, werknemers die noodgedwongen eerder moeten stoppen met werken of oudere werknemers die tijdens een reorganisatie plaats willen maken voor jongere collega’s. Tot nu toe waren er beperkte mogelijkheden om mee te werken aan een beëindigingsregeling die tot gevolg had dat een werknemer met vroegpensioen zou gaan. Met name het risico op een RVU-heffing weerhoudt vele werkgevers. Dat is niet vreemd, de RVU-heffing is maar liefst 52% en daardoor zeer kostbaar.

Hoewel de regeling ten aanzien van de RVU-heffing blijft bestaan, wordt wel tijdelijk een belangrijke versoepeling doorgevoerd. Deze versoepeling maakt het mogelijk werknemers die niet tot hun AOW-gerechtigde leeftijd kunnen werken eerder te laten stoppen met werken. Werkgever en werknemer krijgen de kans om samen tot een regeling te komen waarbij de werknemer drie jaar voor de AOW-leeftijd stopt met werken. Daarnaast bestaat de mogelijkheid extra bovenwettelijk verlof op te sparen. Zo kan de werknemer duurzaam inzetbaar blijven door bijvoorbeeld een afname van de arbeidsduur per week (door de opname van opgebouwd verlof), terwijl de werknemer daar financieel niets van voelt. Het gaat dus niet alleen om de mogelijkheid om volledig eerder te stoppen met werken, maar ook om de mogelijkheid eerder minder te gaan werken.

Vragen?

Heeft u vragen over het wetsvoorstel Wet Bedrag ineens, RVU en verlofsparen, neemt u dan contact op met Renate Vink-Dijkstra.