Hoe zat het ook alweer?

Op 1 januari 2016 is de Wet flexibel werken in werking getreden ter vervanging van de Wet aanpassing arbeidsduur. De Wet flexibel werken biedt een werknemer de mogelijkheid aan de werkgever een verzoek te doen om de arbeidsduur (het aantal uren per week/maand/jaar), de arbeidsplaats (bv. thuis werken) en/of de werktijden (bv. 9 tot 5) aan te passen. Een verzoek om wijziging van de arbeidsduur dient door de werkgever in beginsel ingewilligd te worden. De werkgever kan het verzoek alleen afwijzen als zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen zich tegen de wijziging verzetten. Dit is een zware toets, de werkgever zal een afwijzing dan ook goed moeten onderbouwen en motiveren. Als een werknemer het niet eens is met de afwijzing door de werkgever, zal de rechter deze zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen moeten toetsen. De Wet flexibel werken biedt de werkgever wel enige houvast. Bij een verzoek tot vermeerdering van de arbeidsduur is in ieder geval sprake van een zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang, als die vermeerdering leidt tot ernstige problemen van financiële of organisatorische aard, als niet voldoende werk voorhanden is, of als de vastgestelde formatieruimte of personeelsbegroting ontoereikend is. Maar moet een werkgever dan altijd akkoord gaan met een verzoek om de arbeidsduur aan te passen? Nee, zo oordeelt de Amsterdamse kantonrechter dus.

De procedure

De rondleider had in deze procedure verzocht om meer uren te kunnen werken. Het museum had het verzoek juist afgewezen omdat er simpelweg niet meer werk was voor de rondleider. De rondleider was niet voor alle rondleidingen inzetbaar en zij werd nu al voor meer uren betaald dan dat zij ingezet kon worden. Volgens de rondleider was het wel degelijk mogelijk dat zij meer uren zou gaan werken. Een groot deel van de rondleidingen werd namelijk door freelancers gedaan. Die rondleidingen kon zij voortaan gaan doen, zonder dat dit het museum meer geld zou kosten. De kantonrechter heeft het verzoek van de rondleider afgewezen, omdat het museum in kort geding voldoende aannemelijk had gemaakt dat sprake was van zwaarwegende bedrijfsbelangen. De kantonrechter overweegt dat voldoende vaststaat dat de rondleider niet op alle rondleidingen kan worden ingezet, alleen al omdat sommige rondleidingen gelijktijdig worden gegeven en de rondleider recht heeft op vrije dagen. Ook de teruglopende subsidie speelt een rol bij het oordeel van de kantonrechter. Uit deze zaak blijkt dat een werkgever weliswaar niet snel een verzoek om wijziging van de arbeidsduur af kan wijzen, maar dat dat uiteindelijk wel degelijk mogelijk is, als deze daar zwaarwegende belangen bij heeft. Een goede motivering is daarbij onontbeerlijk.

Vragen?

Heeft u vragen over over de wet flexibel werken,  neemt u dan contact op met ons team Arbeid, Medezeggenschap & Mediation.