Inleiding

Recent heeft naast de bestuursrechter te Rotterdam, ook de bestuursrechter te Utrecht een interessante uitspraak gedaan over de compensatie van transitievergoeding wanneer een werknemer twee jaar arbeidsongeschikt is geweest en de werkgever een loonsanctie opgelegd heeft gekregen. Een complexe situatie wanneer het gaat om de overgang met betrekking tot de WWZ. Is het gerechtvaardigd om de omvang van de compensatie vast te stellen op € 0,-, omdat de werkgever enkel doordat hem een loonsanctie is opgelegd, verplicht is de werknemer een transitievergoeding te betalen bij beëindiging?

Bestuursrechter Rotterdam

In het eerste deel van deze blogserie, werd de uitspraak van de bestuursrechter te Rotterdam besproken. Daarin heeft de rechter geoordeeld dat de werkgever de transitievergoeding – die hij betaald heeft aan zijn werknemer doordat het dienstverband na de invoering van de WWZ is beëindigd als gevolg van de loonsanctie die hem is opgelegd – gecompenseerd moet krijgen door UWV. Op diezelfde dag heeft de bestuursrechter te Utrecht in een vergelijkbare zaak uitspraak gedaan.

Bestuursrechter Utrecht

In de zaak die zich voordeed bij de bestuursrechter Utrecht, was de werknemer twee jaar arbeidsongeschikt in oktober 2014, te weten vóór de inwerkingtreding van de WWZ. Op dat moment bestond er voor de werkgever geen plicht om de werknemer bij beëindiging van het dienstverband een transitievergoeding te betalen. De werkgever heeft echter een loonsanctie opgelegd gekregen vanuit UWV, welke liep tot 9 oktober 2015. Op 9 oktober 2015 was de werkgever de werknemer wel een transitievergoeding verschuldigd wanneer het dienstverband zou worden beëindigd. Met andere woorden: de transitievergoeding na twee jaar arbeidsongeschiktheid was € 0,- maar de werkgever heeft de werknemer wel een transitievergoeding moeten betalen als gevolg van de opgelegde loonsanctie (na 3 jaar arbeidsongeschiktheid). Is het om die reden gerechtvaardigd vanuit de zijde van UWV om de betaalde transitievergoeding niet te compenseren, althans de omvang van de vergoeding vast te stellen op € 0,-?

Anders dan de bestuursrechter Rotterdam, oordeelde de bestuursrechter Utrecht dat UWV terecht de compensatie vastgesteld heeft op € 0,-. De rechtbank oordeelde dat de wettekst duidelijk is: als de periode van twee jaar ziekte vóór 1 juli 2015 eindigde, dan is er geen recht op compensatie. De bestuursrechter gaf aan dat de bedoeling van de wetgever geen rol kan spelen als er geen ruimte is voor wetsuitleg. De wettekst biedt echter geen ruimte om het peilmoment (twee jaar nadat de werknemer door ziekte niet kan werken) te verplaatsen naar het moment waarop het opzegverbod afloopt als dat is verlengd door een loonsanctie, aldus de bestuursrechter. De wettekst is volgens de rechtbank duidelijk en om die reden hoeft niet naar de bedoeling van de wetgever gekeken te worden.

Twee rechtbanken, twee uitspraken

Deze twee uitspraken, die op dezelfde dag door verschillende rechtbanken zijn gedaan, staan dus lijnrecht tegenover elkaar. Wij zijn met de rechtbank Rotterdam van mening dat in dergelijke gevallen UWV onterecht de compensatie vast heeft gesteld op  0,- en dat er dus voldoende aanknopingspunten zijn om ook in die gevallen een compensatie aan de werkgever te verstrekken.

Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat artikel 7:673e lid 2 BW is geïntroduceerd om misbruik te voorkomen, waarmee wordt bedoeld dat het dienstverband langer slapend wordt houden om zo een hogere compensatie te ontvangen. Ook wordt met deze bepaling voorkomen dat de periode van een eventuele loonsanctie uitgesloten wordt bij de berekening van de gecompenseerde transitievergoeding. Hiermee lijkt het dus vooral te gaan om een beperking van de lengte van het dienstverband voor de berekening van de gecompenseerde transitievergoeding. De belangrijkste voorwaarde voor een compensatie is de verplichting van de werkgever om een transitievergoeding te betalen, zo volgt uit de wetsgeschiedenis. Aan deze voorwaarde wordt ook voldaan bij slapende dienstverbanden waarbij de wachttijd vóór 1 juli 2015 is verstreken, terwijl de arbeidsovereenkomst pas na die datum kon worden beëindigd.

Verder is er niet in een nadrukkelijke overgangsbepaling voorzien waarin geregeld is dat dienstverbanden die vóór 1 juli 2015 slapend zijn geworden, worden uitgesloten van compensatie. Sterker nog, in artikel VI van de Overgangsbepaling is geregeld dat artikel 7:673e BW ook van toepassing is indien de arbeidsovereenkomst is beëindigd of niet is voortgezet op of na 1 juli 2015. De toepasselijkheid van dit artikel is daardoor verbonden met de beëindigingsdatum en dus niet met de datum waarop het dienstverband slapend is geworden.

Het toekennen van compensatie aan dienstverbanden waarvan de wachttijd vóór 1 juli 2015 is verstreken, ligt ook in lijn met het overgangsrecht dat is gehanteerd in andere gevallen waarbij de wachttijd is verstreken onder oud recht en de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd onder nieuw recht. Hier wordt mee gedoeld op de Wet Arbeidsmarkt in Balans (WAB). Met de WAB is de berekeningsmethodiek van de transitievergoeding gewijzigd. Voor wat betreft de compensatieregeling is er in de WAB overgangsrecht opgenomen. Dat overgangsrecht bepaalt dat als het einde van de wachttijd vóór 1 januari 2020 ligt (en daarmee dus is verstreken onder de oude berekeningsmethodiek) en de procedure tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst na 1 januari 2020 start (en dus wordt gestart onder de nieuwe berekeningsmethodiek), de compensatie wordt berekend volgens de nieuwe berekening die geldt na 1 januari 2020. De Rechtbank Rotterdam hanteert in principe eenzelfde oplossing voor het geval waarbij de wachttijd voor 1 juli 2015 is verstreken, maar de arbeidsovereenkomst (door een loonsanctie) na 1 juli 2015 wordt beëindigd. Voor de hoogte van de compensatie wordt dan gekeken naar het moment van beëindigen. Op dat moment was de werkgever transitievergoeding verschuldigd, en daarom dient de transitievergoeding te worden gecompenseerd.

Tot slot is het doel van de wetgever met deze compensatie te realiseren dat slapende dienstverbanden worden beëindigd. De rechtbank Utrecht was van oordeel dat de werkgever er ook voor had kunnen kiezen om het dienstverband van de werknemer niet te beëindigen en daarmee geen transitievergoeding te betalen. Naar onze mening gaat de rechtbank Utrecht volledig voorbij aan het door de wetgever beoogde doel.

Over deze materie is het laatste woord nog niet gesproken. Wij houden u op de hoogte van de ontwikkelingen!

Vragen?

Heeft u vragen over dit onderwerp? Neem dan contact met ons op.

Renée Huijsmans, advocaat Arbeid, Medezeggenschap & Mediation

Sietske Bos, juridisch medewerker Arbeid, Medezeggenschap & Mediation

Lees ook:

Deel 1 – Compensatie transitievergoeding (overgangsrecht) WWZ: ook na loonsanctie?

Bestuursrechter Den Haag: werkgever heeft recht op compensatie transitievergoeding na loonsanctie (bij overgang naar WWZ)!