Om te kunnen spreken over een tekortkoming moet sprake zijn van de volgende situatie (art. 6:74 BW):

  • er moet sprake zijn van een opeisbare vordering;
  • de ander presteert ondeugdelijk of presteert geheel niet;
  • de ander heeft geen opschortingsbevoegdheid voor het niet presteren van de ander;
  • de ander is in verzuim geraakt.

Het laatste vereiste, verzuim, kan ook van rechtswege intreden. Bijvoorbeeld als nakoming blijvend onmogelijk is of als uit het gedrag van een partij mag worden afgeleid dat niet zal worden nagekomen.  Toch treedt het verzuim lang niet altijd van rechtswege in. Regelmatig is het vereiste van verzuim om uiteenlopende aspecten problematisch. Denk bijvoorbeeld aan de situatie dat er geen of een gebrekkige ingebrekestelling is verzonden. De route van schadevergoeding wegens een tekortkoming (art 6:74 BW) is dan onmogelijk. Zijn er dan geen mogelijkheden meer?

Het is onder omstandigheden mogelijk daar omheen te zeilen. Zo kan een vordering als gevolg van een koopovereenkomst bijvoorbeeld ook worden gebaseerd op dwaling en nadeelsopheffing (artikel 6:228 en 6:230 BW). Dan is geen verzuim nodig. Vereist is dan dat:

  • De wederpartij de juiste stand van zaken kende, of behoorde deze te kennen.
  • De wederpartij weet dat de stand van zaken beslissend is om de overeenkomst aan te gaan. Daaronder valt op grond van jurisprudentie in ieder geval onder dat je altijd mag verwachten dat de zaak voor normaal gebruik geschikt is. Als dat niet zo is, dan had de wederpartij dat moeten meedelen.

Op deze wijze is het in veel situaties mogelijk dat om alsnog tot hetzelfde resultaat te komen, zijnde schadevergoeding.

Vragen?

Heeft u vragen over tekortkoming, neemt u dan contact op met Menno de Wijs.