
Scholing van de werknemer wéér een stukje belangrijker
De werkgever is wettelijk verplicht de werknemer in ‘staat te stellen scholing te volgen die noodzakelijk is voor de uitoefening van zijn functie’. Als deze dat niet doet en de werknemer daardoor niet langer geschikt is voor zijn functie, dan kan dat niet zo maar tot ontslag leiden. Oftewel, ondeugdelijke scholing komt voor rekening en risico van de werkgever.
De vraag die opkomt is wat het ‘in staat stellen’ om de noodzakelijke scholing te volgen nu eigenlijk is. Is het voor de werknemer mogelijk maken scholing te volgen voldoende? Nee, de eisen die aan de werkgever worden gesteld zijn strenger. In de zaak voor de Rechtbank Midden-Nederland, van 10 mei 2017, gaat het om een werkgever die als assurantietussenpersoon onder de Wet op het financieel toezicht (Wft) valt. Werknemer verricht advies- en bemiddelingswerkzaamheden. Vanwege de eisen van de Wft, moest hij uiterlijk op 1 januari 2017 de zogeheten adviseursdiploma’s hebben behaald. En dat is niet gelukt.
Nota bene op 29 mei 2013 spreken werkgever en werknemer al af dat werknemer de diploma’s binnen 3 maanden zou behalen. Na 5 maanden zijn de diploma’s niet behaald en wordt de termijn meerdere keren verlengd, uiteindelijk tot 31 december 2016 (!). Werkgever wijst hem op de consequenties. Zonder de diploma’s is werknemer niet langer inzetbaar. Ook wordt op een gegeven moment gedreigd met ontslag als consequentie. Ondanks de pressie haalt werknemer de diploma’s niet. Werkgever meent voldoende te hebben gedaan en verzoekt de rechter de arbeidsovereenkomst te ontbinden. Primair vanwege verwijtbaar handelen of nalaten van werknemer. En subsidiair op basis van de h-grond; de ‘overige’ grond.
Werknemer verweert zich met het argument dat hij fulltime werkt en een lange reistijd heeft. Daardoor blijft te weinig tijd over voor het studeren. Ondanks dat dit bij het maken van de afspraken met werkgever kennelijk geen probleem is geweest, volgt de rechtbank de stellingen van werknemer. De rechter verwijt werkgever dat haar inzet beperkt is gebleven tot: (i) het verstrekken van studiematerialen, (ii) het toezenden van inloggegevens voor de opleiding, (iii) het verzenden van brieven aan werknemer en (iv) het sommeren de diploma’s op tijd te behalen. De rechter vindt dit niet genoeg.
Volgens de rechter had werkgever reguliere arbeidstijd ter beschikking moeten stellen aan werknemer. Hij wijst het ontbindingsverzoek af. Hiermee is de scholingsplicht weer een stukje verder ingekleurd.
Werkgever, denk actief mee met uw studerende werknemer. Bespreek wat er allemaal nodig is voor de bijscholende werknemer en stel zo nodig arbeidstijd ter beschikking.
Over dit onderwerp ook de eerdere blog van Anneloes Korremans: “Een leven lang leren”
Ook interessant?

