Stijging AOW-leeftijd

Een belangrijk onderdeel van het pensioenakkoord ziet op het tempo waarmee de AOW-leeftijd stijgt. De huidige AOW-leeftijd van 66 jaar en vier maanden is tot eind 2021 ‘bevroren’. Hierna stijgt de AOW-leeftijd met 3 maanden per jaar, tot 67 jaar in 2024. Vanaf 2025 stijgt de AOW-leeftijd niet met 1 jaar per jaar dat we langer leven, maar met 8 maanden. De AOW-leeftijd blijft dus gekoppeld aan de levensverwachting, maar dan evenwichtiger.

Persoonlijke pensioenregeling

Onder het nieuwe pensioenakkoord zal afscheid worden genomen van de zogeheten middelloonregelingen en eindloonregelingen. De enige regeling die nog wel is toegestaan is de beschikbare premieregeling. Bij deze regeling stelt de werkgever jaarlijks een premie beschikbaar, die wordt besteed aan de pensioenopbouw van de werknemer. Dit betreft een leeftijdsonafhankelijke premie. Deze premie wordt daarmee inzichtelijker voor de werknemers zodat duidelijk is wat de hoogte van het opgebouwde vermogen is en hoeveel pensioen zij kunnen verwachten op basis van dit vermogen. De hoogte van de pensioenuitkering is echter niet gegarandeerd omdat dit naast de beschikbare premie ook in belangrijke mate afhankelijk van het beleggingsresultaat.

Een belangrijk aandachtspunt hierbij is dat alle huidige middel- en eindloonregelingen zullen moeten worden omgezet naar een beschikbare premieregeling. Als dit voor een werknemer financieel nadelig uitvalt, dan heeft de werkgever de mogelijkheid om het verlies te compenseren. Dit is dus geen verplichting!

Nabestaanden pensioenregeling

Het nabestaandenpensioen wordt vereenvoudigd. Het nieuwe partnerpensioen is niet meer afhankelijk van het aantal dienstjaren en bedraagt maximaal 50% van het salaris van de werknemer. Het wezenpensioen kent een vaste eindleeftijd van 25 jaar en bedraagt maximaal 20% van het salaris van de werknemer.

Bedrag ineens

Werknemers krijgen het recht om bij pensionering maximaal 10% van de waarde van het opgebouwde ouderdomspensioen op te nemen als bedrag ineens. De resterende levenslange pensioenuitkering gaat na opname naar evenredigheid omlaag. Het bedrag ineens is vrij besteedbaar en biedt werknemers de mogelijkheid om keuzes te maken die passen bij hun persoonlijke situatie, zoals het aflossen van een deel van de hypotheek of het financieren van een verbouwing.

Vervroegd uitreden

Het wordt voor werkgevers mogelijk om met oudere werknemers – geboren in de periode 1955 tot en met 1961 – afspraken te maken over eerder stoppen met werken, zonder dat daar een heffing over betaald moet worden. Van 2021 tot en met 2025 betalen werkgevers geen heffing over regelingen voor vervroegde uittreding (RVU-heffing) tot een bedrag dat netto overeenkomt met de AOW. Voorwaarde hiervoor is dat uitdiensttreding niet eerder plaatsvindt dan in de laatste drie jaar vóór de AOW-leeftijd. Werknemers krijgen dan als het ware eerder AOW, betaald door de werkgever. Zij kunnen dit zelf aanvullen, bijvoorbeeld met spaargeld of door hun aanvullend pensioen eerder in te laten gaan.

U ziet dat dit complexe materie is. Wij raden werkgevers en ondernemingsraden dan ook aan om al in een vroeg stadium te anticiperen op deze aankomende wijzigingen, zodat zij goed begrijpen waar het over gaat, de implicaties hiervan voor hun werknemers kunnen inschatten en niet voor (onaangename) verrassingen komen te staan.

Contact

Wilt u hierover meer weten? Neem dan contact op met één van onze specialisten van het team Arbeid, Medezeggenschap & Mediation.