Wat was er aan de hand? Werknemer is op 1 februari 2007 in dienst getreden bij werkgever, als medewerker techniek. In augustus 2017 is werknemer op non-actief gesteld. Reden hiervoor was een melding over werknemer die verband hield met grensoverschrijdende seksuele handelingen. Vervolgens is werknemer op 28 augustus 2017 op staande voet ontslagen. Tijdens dit gesprek is werknemer ook een vaststellingsovereenkomst overhandigd. Werkgever wilde werknemer de mogelijkheid bieden om het dienstverband via een vaststellingsovereenkomst te beëindigen. Partijen zijn overeengekomen dat als de wettelijke bedenktermijn ongebruikt zou verstrijken, het ontslag op staande voet door werkgever zou worden ingetrokken.

In oktober 2017 heeft de gemachtigde van werknemer laten weten dat de vaststellingsovereenkomst niet geldig tot stand is gekomen en deze vernietigbaar is, de vernietiging daarvan ingeroepen en werkgever gesommeerd het loon door te betalen na de in de vaststellingsovereenkomst genoemde einddatum. Werkgever heeft dit niet gedaan, waarop werknemer een procedure is gestart. Werknemer heeft onder andere doorbetaling van het loon gevorderd. Ter onderbouwing van zijn vordering heeft hij aangevoerd dat zijn wil nimmer gericht is geweest op het beëindigen van zijn arbeidsovereenkomst. Volgens werknemer stond hij onder ernstige druk bij ondertekening van de vaststellingsovereenkomst en daarom is de vaststellingsovereenkomst niet geldig tot stand gekomen. Subsidiair doet hij een beroep op dwaling en de overeenkomst op goede grond is vernietigd.

Volgens de kantonrechter heeft de werknemer zijn eerste stelling niet voldoende onderbouwd. Ter zitting is juist gebleken dat werknemer de mogelijkheid om een vaststellingsovereenkomst te sluiten met zijn vrouw heeft besproken. Dat leek de beste optie. Ook zijn er 3 werkdagen verstreken tussen het aanbieden en ondertekenen van de vaststellingsovereenkomst. Het beroep op dwaling slaagt ook niet. Met een beroep op dwaling moet in geval van een vaststellingsovereenkomst terughoudend worden om gegaan. Werknemer wist wat de risico’s waren bij een ontslag op staande voet, nu de werkgever hem daar expliciet op heeft gewezen tijdens het gesprek van 28 augustus 2017. Ook is hem toen voorgehouden dat hij na het sluiten van de vaststellingsovereenkomst twee weken de tijd had om daar op terug te komen. Dat werknemer deze (wettelijke) bedenktermijn ongebruikt heeft laten verstrijken, komt voor zijn rekening en risico. Kortom, de vaststellingsovereenkomst is rechtsgeldig tot stand gekomen en de ingeroepen vernietiging wegens dwaling slaagt niet.

Uit deze uitspraak kan worden afgeleid dat vanwege de wettelijke bedenktermijn een beroep op dwaling onder de WWZ minder snel zal worden gehonoreerd dan onder het oude recht.

Vragen?

Heeft u vragen over dit artikel, neemt u dan contact op met ons team Arbeidsrecht, Medezeggenschap & mediation