
De onderzoeksplicht van de kandidaat franchisenemer bij onjuiste prognoses
Als een franchisegever ondeugdelijke exploitatie prognoses verstrekt aan een kandidaat-franchisenemer, en de franchisenemer daardoor schade lijdt, dan kan de franchisegever in bepaalde gevallen daarvoor aansprakelijk zijn. Maar in hoeverre kan de franchisenemer nou tegengeworpen krijgen dat hij zelf onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de haalbaarheid van zijn onderneming?
Dit is een vraag die veel terugkomt bij rechtszaken die gaan over (vermeend) ondeugdelijke prognoses. De franchisegever heeft weliswaar onjuiste prognoses verstrekt, maar had de franchisenemer niet beter op moeten letten? Had de franchisenemer geen ‘kritische grondhouding’ moeten aannemen toen hij de prognoses ontving en zelf onderzoek moeten doen?
Zoals ik in een eerder artikel in het tijdschrift Contracteren al opmerkte (lees het artikel hier) zou een dergelijk verweer niet (te) snel gehonoreerd moeten worden. Een franchisenemer krijgt nu juist dergelijke gegevens van de franchisegever om een inschatting te kunnen maken of hij met de franchise wil starten. En de franchisegever verstrekt deze prognoses ook nog eens onverplicht. Het is natuurlijk juist dat dergelijke gegevens ook een bepaald wervend karakter kunnen hebben, maar de kerntaak van de prognoses blijft het deugdelijk informeren van de kandidaat. Zie in dat kader ook de Europese Erecode inzake Franchising en de Nederlandse Franchise Code.
Recent heeft de rechtbank Limburg een aantal uitspraken gedaan waarbij het verweer van de franchisegever, dat de franchisenemer zelf onvoldoende onderzoek had gedaan naar de prognoses, is gepasseerd. Zie onder andere de zaak ECLI:NL:RBLIM:2017:2365. Volgens de rechtbank was er sprake van ondeugdelijke prognoses, mede omdat er geen (deugdelijk) vestigingsplaatsonderzoek was uitgevoerd door de franchisegever. Op grond daarvan was er in beginsel geen sprake van enige onderzoeksplicht aan de zijde van de franchisenemer om zelf de deugdelijkheid van de prognoses te beoordelen. Dat had anders kunnen zijn als er een (serieus te nemen) voorbehoud was gemaakt, maar daarvan was geen sprake.
De prognoses hadden in deze zaak dan kennelijk ook maar één doel; het op onjuiste gronden werven van onervaren franchisenemers. En dus niet het deugdelijk informeren van de kandidaat. Om in dergelijke gevallen een onderzoeksplicht aan te kunnen nemen moet er op grond van het voorgaande een zeer duidelijk en concreet voorbehoud zijn gemaakt door de franchisegever. Is die niet gemaakt, dan kan de franchisegever zich er achteraf niet op beroepen dat de franchisenemer onvoldoende onderzoek heeft gedaan.
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Menno de Wijs, advocaat, [email protected]
Ook interessant?

